’s Hofs oordeel dat geen noodzaak bestond nader onderzoek te verrichten naar de bevoegdheid en bekwaamheid van de opsporingsambtenaar om een ademanalyseapparaat als bedoeld in artikel 7 Besluit alcoholonderzoeken te bedienen, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat het door het hof als bewijsmiddel gebezigde proces-verbaal van ademanalyse inhoudt dat genoemde opsporingsambtenaar, onder wiens leiding het onderzoek plaatsvond, overeenkomstig artikel 7 Besluit alcoholonderzoeken was aangewezen, terwijl door de raadsman van de verdachte slechts is aangevoerd dat twijfelachtig is of deze opsporingsambtenaar de voor het bedienen van het ademanalyseapparaat bestemde cursus heeft doorlopen omdat geen certificaat van bekwaamheid boven tafel is gekomen.
Hoge Raad, 05-11-2013