Naar boven ↑
5.785 resultaten

Rechtspraak

SR 2014-0059

De Hoge Raad herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2011:BM9102. De tenlastelegging onder 2, tweede onderdeel is toegesneden op artikel 69 lid 1 AWR en na de beoogde wijziging op zowel artikel 69 lid 1 AWR als artikel 69 lid 2 AWR. De onderscheiden delictsomschrijvingen strekken ter bescherming van hetzelfde rechtsgoed, te weten het bewerkstelligen van een juiste belastingheffing. In beide gevallen gaat het om een misdrijf. Weliswaar bedreigt de wet het ene misdrijf met een gevangenisstraf van maximaal 4 jaren, en het andere misdrijf met een gevangenisstraf van maximaal 6 jaren, maar het verschil is niet zodanig dat daaraan te dezen doorslaggevende betekenis moet worden toegekend. In aanmerking genomen dat het in beide gevallen gaat om het oningevuld retourneren van een drietal aangiftebiljetten vergezeld van een begeleidend schrijven van 2 mei 2006, is er geen verschil in aard en strekking van de verweten gedragingen. Het oordeel van het hof dat door het toewijzen van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging sprake blijft van ‘hetzelfde feit’ in de zin van artikel 68 Sr, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting, en is niet onbegrijpelijk. Nu de bewijsmiddelen niet inhouden dat aan verdachte wat betreft de in de tenlastelegging bedoelde aangifte inkomstenbelasting 2002 de daartoe vereiste uitnodiging tot het doen van aangifte is gedaan, moet worden aangenomen dat dit onderdeel van de tenlastelegging als gevolg van een kennelijke misslag in de bewezenverklaring is opgenomen. De Hoge Raad leest de bewezenverklaring met herstel van deze misslag.
Hoge Raad, 04-02-2014

Rechtspraak

SR 2014-0064

In het kader van de uitvoering van een Brits rechtshulpverzoek zijn voorwerpen in beslag genomen. Naar aanleiding van een ‘Klaagschrift over inbeslagneming (Artikel 552a en 552p Sv.)’ van onder andere klaagster heeft de rechtbank ex artikel 552a lid 1 Sv bij beschikking met nummer 12/1316 ‘het beklag ongegrond’ verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank ex artikel 552p lid 2 Sv op vordering van de officier van justitie bij beschikking met nummers 12/1177 en 12/1180 verlof verleend aan de officier van justitie om het inbeslaggenomene – onder voorbehoud – ter beschikking te stellen aan de Britse autoriteiten. Tegen de beschikking van de rechtbank waarbij het in artikel 552p lid 2 Sv bedoelde verlof is verleend, hebben de in die beschikking vermelde partijen geen beroep in cassatie ingesteld, terwijl ook in de namens klaagster in de onderhavige zaak ingediende schriftuur naar aanleiding van haar afgewezen klaagschrift geen klachten zijn geformuleerd met betrekking tot het in die beschikking gegeven verlof en de gronden waarop dat berust. Aldus moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat die beschikking onherroepelijk is geworden. Vernietiging van de onderhavige beschikking kan daarin geen verandering brengen. Dit betekent dat klaagster geen belang meer heeft bij het beroep tegen de onderhavige beschikking van de rechtbank, zodat zij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad herhaalt zijn opmerking uit ECLI:NL:HR:2012:BT8757.
Hoge Raad, 04-02-2014