In een geval waarin in de appèlschriftuur als bedoeld in artikel 410 lid 1 Sv een opgave van getuigen wordt gedaan, dient de rechter, gelet op artikel 418 lid 1 Sv, behoudens de zich hier niet voordoende uitzondering van artikel 418 lid 2 Sv, de in artikel 288 lid 1 Sv voorziene maatstaf te hanteren. Voor het onderhavige geval betekent dit dat het hof onder ogen had te zien of redelijkerwijs valt aan te nemen dat door het afzien van de oproeping van [betrokkene 2] als getuige de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad. Het hof, dat het verzoek heeft afgewezen omdat het horen van [betrokkene 2] als getuige niet noodzakelijk heeft geacht, heeft dus bij de afwijzing van dat verzoek een onjuiste maatstaf gehanteerd. Voor zover het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.
Hoge Raad, 18-03-2014