Is er sprake van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 sub b BW?

Is ’s hofs oordeel dat de verklaring van de verdachte over de legale herkomst uit een lening niet een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring is, begrijpelijk?

Had de rechtbank het klaagschrift moeten opvatten als een klaagschrift ex artikel 552ab (oud) Sv?

Kon het hof oordelen dat in de bewijsvoering genoemde ‘NN4’ de verdachte is?

Volgt het bewezen verklaarde medeplegen van voorbereiding moord uit de bewezenverklaring?

Heeft het hof de bewezenverklaring van het medeplegen van voorbereiding van moord ontoereikend gemotiveerd?

Heeft het hof de kosten juist berekend?

Brengt de aanwezigheid van de gemachtigde raadsman op eerdere terechtzitting in hoger beroep mee dat voor het instellen van het cassatieberoep een termijn van 14 dagen geldt, als op de nadere terechtzitting in hoger beroep alleen de niet-gemachtigde raadsman verschijnt?

Is de verdachte het recht gelaten het laatst te spreken?

Is de verdachte het recht gelaten het laatst te spreken?

Kan uit de omstandigheden worden afgeleid dat de verdachte ‘redelijkerwijs moest weten’ dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard?