Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
17 september 2019

Rechtspraak

Motivering van hennepteelt en opzettelijk wegnemen elektriciteit.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie opzettelijk handelen in strijd met een verbod gegeven in artikel 3 onder B Opiumwet (Opw) en diefstal door middel van braak, is bewezen verklaard, dat het bewezen verklaarde door het hof ontoereikend is gemotiveerd.

Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring overwogen dat het van oordeel is dat het door de raadsman van verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Ten aanzien van het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte overweegt het hof nog dat de omstandigheid dat dit DNA-materiaal op een verplaatsbaar object – te weten een rietje – is aangetroffen, in dit verband niet afdoet aan de bewijskracht ervan, gelet op de plaats van het aantreffen van het rietje, te weten in één van de kweekruimtes, en het ontbreken van een plausibele verklaring van verdachte hieromtrent. Dat, zoals de raadsman niet onderbouwd heeft gesuggereerd, het rietje zou kunnen zijn achtergebleven tijdens de bezichtiging van het pand terwijl verdachte daarna nooit meer in het pand is geweest, acht het hof niet aannemelijk, alleen al vanwege de plaats waar dat rietje is aangetroffen. Hoewel er aanwijzingen zijn dat er één of meer anderen betrokken is of zijn geweest bij de aangetroffen hennepkwekerij, heeft het hof geen duidelijkheid verkregen in welke mate dat het geval is geweest en waaruit de betrokkenheid van die ander of anderen dan zou hebben bestaan, zodat het hof niet bewezen acht dat verdachte het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met één of meer anderen heeft gepleegd.

De Hoge Raad oordeelt, aangezien het bewezen verklaarde niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsvoering, dat de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed is.