Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
5 juli 2019

Rechtspraak

Opruiing tot geweldadig optreden tegen het openbaar gezag.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie medeplegen van het in het openbaar, bij geschrift en/of bij afbeelding opruien tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag is bewezen verklaard, over de bewezenverklaring van hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, onder meer omdat deze berust op een onjuiste uitleg van het opruien tot ‘gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag’, en over het verzuim van het hof te beslissen op het verweer dat het in artikel 10 EVRM gegarandeerde recht op vrijheid van meningsuiting aan een veroordeling in de weg staat.

Het hof heeft het door de verdediging gevoerde verweer als volgt verworpen. Het hof stelt voorop dat de ten laste gelegde uitingen in onderling verband en samenhang alsmede tezamen met de inhoud van de gehele poster dienen te worden bezien. Ook de verdediging heeft daarop gewezen. De tekst van de geplakte posters refereert aan de rellen die in de zomer van 2015 in de Schilderswijk hebben plaatsgevonden na de dood van Mitch Henriquez . Hierbij zijn vernielingen en mishandelingen gepleegd. Volgens de poster was dit een opstand tegen de politie. Tegen deze achtergrond acht het hof de oproep om – samengevat weergegeven – deze zomer keihard in opstand te komen tegen de politie en om (‘anoniem’) op pad te gaan om de politie aan te vallen opruiend. Deze spoort immers aan tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. De stelling van de verdediging dat actievoerders de term ‘aanvallen’ in overdrachtelijke zin gebruiken – die met de verwijzing naar de rellen in de Schilderswijk in 2015 reeds vraagtekens oproept – doet niet ter zake nu voor een strafbare opruiing niet is vereist dat komt vast te staan dat redelijkerwijs waarschijnlijk is te achten dat het strafbaar feit zal optreden. Voor zover de raadsvrouw heeft bedoeld hiermee het opzet van verdachte te betwisten, overweegt het hof dat verdachte – wederom gelet op de hiervoor beschreven rellen in 2015 – met zijn oproep om de politie aan te vallen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn uitlatingen derden – die ze letterlijk zouden kunnen nemen – zouden kunnen bewegen daartoe daadwerkelijk over te gaan.

De Hoge Raad haalt artikel 131 lid 1 Sr, artikel 10 EVRM en paragraaf 204 tot en met 208 van de uitspraak van het EHRM van 15 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1015JUD002751008 (Perinçek/Zwitserland) aan en overweegt dat de tenlastelegging toegesneden is op artikel 131 lid 1 Sr. Daarom moeten de in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende woorden ‘gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag’ geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in die bepaling. De Hoge Raad overweegt dat voor zover aan de klacht de opvatting ten grondslag ligt dat van opruien tot ‘gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag’ slechts sprake is indien uitlatingen zijn gericht op ‘het op onrechtmatige wijze omver willen werpen van de Nederlandse regering’ die opvatting onjuist is. Noch de aard van het in artikel 131 Sr strafbaar gestelde delict, noch de in die bepaling gegeven omschrijving daarvan, geeft grond aan die beperkte uitleg van voornoemde term. Ook de wetsgeschiedenis, weergegeven in ECLI:NL:PHR:2019:723 onder 12 tot en met 20, noopt niet tot die uitleg.

De Hoge Raad overweegt dat de klacht voorts opkomt tegen het oordeel van het hof dat (de tekst van) de poster opruit tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Het hof heeft overwogen dat de ten laste gelegde uitingen moeten worden bezien in onderling verband en tezamen met de inhoud van de gehele poster. Aldus heeft het hof de juiste maatstaf toegepast voor de beoordeling van de vraag of van zodanige opruiing sprake is. De Hoge Raad overweegt dat het hof, blijkens de bewijsvoering, vastgesteld heeft dat de poster refereert aan de rellen in de zomer van 2015 in de Schilderswijk te Den Haag na de dood van Mitch Henriquez, waarbij in een volgens de poster ‘opstand tegen de politie’ vernielingen en mishandelingen zijn gepleegd, en dat de poster, die in april 2016 op meerdere plekken in de Schilderswijk was aangeplakt, aanspoort tot herhaling van deze gewelddadige rellen (onder meer met de woorden ‘keihard in opstand te komen’), waarbij de lezer van de poster wordt geadviseerd anoniem te blijven door het dragen van gezichtsbedekking ‘bij de volgende opstand of als je op pad gaat om de politie en de staat aan te vallen’. De Hoge Raad oordeelt dat het hierop gebaseerde oordeel van het hof dat de bewoordingen van de poster niet in overdrachtelijke zin moeten worden opgevat, maar dat de tekst van de poster aanspoort tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, niet onbegrijpelijk is en toereikend gemotiveerd is. Ook het daarin besloten liggende oordeel van het hof dat het in artikel 10 EVRM gegarandeerde recht op vrijheid van meningsuiting niet aan de veroordeling van de verdachte in de weg staat, getuigt – mede tegen de achtergrond van de rechtspraak van het EHRM – niet van een onjuiste rechtsopvatting en is, gelet op de vaststellingen van het hof omtrent de relatie tussen enerzijds de tekst van de in april 2016 verspreide poster en anderzijds de rellen in Schilderswijk in de zomer van 2015, niet onbegrijpelijk.