Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
25 juni 2019

Rechtspraak

Motivering toewijzing vordering tenuitvoerlegging; artikel 14j Sr.

De verdediging klaagt namens verdachte, die is veroordeeld ter zake van diefstal en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, over het niet motiveren van de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in strijd met artikel 14j lid 1 Sr.

De raadsman heeft in zijn woord tot verdediging aangevoerd dat het appel slechts gericht is tegen de vordering van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één week:

‘Kort na de zitting waar hij een taakstraf had gekregen heb ik mijn cliënt gesproken en toen bleek dat die nieuwe kans hem goed deed. Hij had plannen voor het vinden van woonruimte en plannen om een traject te gaan volgen om sportleraar te kunnen worden. Sindsdien heb ik geen contact meer met hem gehad en dit is een goed teken. Ik ga er dan ook vanuit dat de taakstraf goed is verlopen, ook omdat ik daar anders wel bericht van had gekregen. De vordering tot tenuitvoerlegging is in deze zaak wel begrijpelijk, desondanks vraag ik u deze af te wijzen omdat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf tot een breuk in zijn broze bestaan zou kunnen leiden. Een gevangenisstraf kan er toe leiden dat zijn uitkering wordt stopgezet en dat kan er weer toe leiden dat hij opnieuw zal gaan stelen. Ik verzoek u dan ook om de week gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, mogelijk zelfs een langere taakstraf dan waar de week gevangenisstraf voor staat, indien u dat nodig acht.’

De beslissing van het hof in zijn arrest houdt in:

‘Vernietigd het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 WID ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich te melden bij de reclassering en dat zo vaak zal blijven doen als de reclassering dit noodzakelijk acht.

Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zal meewerken aan de intake voor verblijf in een voorziening voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en dat, indien een voorziening wordt toegewezen, de veroordeelde vanaf een later te bepalen datum zal verblijven in die (nog nader te bepalen) instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze in overleg met de reclassering heeft opgesteld.

Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zal deelnemen aan een door de reclassering aan te wijzen Cognitieve Vaardighedentraining en dat hij deze zal volgen ter verbetering van zijn vaardigheden.

Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep – met in achtneming van het hiervoor overwogene – voor het overige.’

De Hoge Raad overweegt dat het hof blijkens het dictum van zijn arrest het vonnis van de politierechter heeft vernietigd ‘ten aanzien van de opgelegde straf’ en in zoverre opnieuw recht heeft gedaan. Het hof heeft het vonnis van de politierechter ‘voor het overige’ bevestigd. De beslissing van het hof moet aldus worden gelezen dat het zijn oordeel over de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf in de plaats heeft gesteld van het door de politierechter dienaangaande gegeven oordeel en dat het hof het vonnis van de politierechter voor het overige heeft bevestigd, ook voor zover daarin de tenuitvoerlegging is gelast van de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één week. De Hoge Raad oordeelt dat noch het arrest van het hof noch het (gedeeltelijk) bevestigde vonnis van de politierechter een motivering inhoudt ten aanzien van de beslissing tot toewijzing van de vordering. Deze beslissing is derhalve niet voorzien van de in artikel 14j lid 1 Sr vereiste motivering.