Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
9 juni 2019

Rechtspraak

Strafmotivering.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie ter zake van – kort gezegd – rijden in een personenauto terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd en niet was teruggegeven, meermalen gepleegd is bewezen verklaard, dat de strafmotivering niet voldoet aan artikel 359 lid 6 Sv op de grond dat daarin niet de redenen zijn vermeld die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze voor een vrijheidsbenemende straf.

De politierechter heeft verdachte tot zes weken gevangenisstraf, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren veroordeeld. De politierechter heeft in het door het hof bevestigde vonnis ten aanzien van de straf overwogen dat de officier van justitie bij requisitoir gevorderd heeft dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 (zes) weken waarvan 3 (drie) voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren. De politierechter komt tot een strafoplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken. Beveelt dat van deze straf het gedeelte van 3 (drie) weken niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten als de verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren gestelde proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Deze straf is in overeenstemming met de ernst van de misdrijven. Bij het bepalen van de straf is ook gelet op de persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, zoals die op de zitting zijn gebleken. Bij het bepalen van de straf, in het bijzonder ten aanzien van de duur daarvan, heeft de politierechter in het bijzonder laten meewegen dat verdachte zich tot drie keer toe schuldig heeft gemaakt aan het rijden terwijl het rijbewijs was ingevorderd. Door deel te nemen aan het verkeer zonder een daartoe vereist rijvaardigheidsbewijs neemt verdachte het risico dat, indien ongevallen zich voordoen, aan betrokken personen veel schade en overlast wordt toegebracht die niet verhaald kan worden, nu verdachte niet verzekerd is. Met zijn gedrag ondermijnt verdachte bovendien het vertrouwen in de rijvaardigheid die moet worden geacht aanwezig te zijn bij vaardige weggebruiker.

De Hoge Raad overweegt dat de strafmotivering, in strijd met het zesde lid van artikel 359 Sv, geen opgave van de redenen bevat die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. De Hoge Raad oordeelt dat dat verzuim krachtens artikel 359 lid 8 Sv tot nietigheid leidt (vgl. ECLI:NL:HR:2016:2202).