Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
16 mei 2019

Rechtspraak

Poging doodslag; noodweer(exces)?

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie poging doodslag is bewezen verklaard, over de verwerping door het hof van het beroep op nooodweer(exces). Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts overwogen dat op grond van de verklaring van de aangever en op grond van hetgeen het op de beelden van het voorval heeft waargenomen, vaststaat dat aangever zich niet alleen buiten de woning van verdachte bevond op het moment dat hij door verdachte met het mes werd gestoken, maar ook dat aangever op dat moment bij verdachte vandaan liep. Het hof heeft op genoemde beelden waargenomen dat verdachte een slaande maaibeweging met de hand waarin hij het mes vasthoudt richting de op dat moment achteruit weglopende benadeelde maakt. Direct daarop gaat aangever naar de grond. Het hof heeft het in de klacht bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:

‘De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces. Volgens verdachte en zijn raadsman is er sprake geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanval door aangever jegens verdachte. Aangever wilde, volgens verdachte, per se bij verdachte blijven slapen en verdachte wilde dat aangever zou vertrekken. In het door en namens verdachte geschetste scenario bleef aangever zich opdringen en heeft hij verdachte op verschillende momenten en plaatsen, waaronder in de keuken van de woning van verdachte, aangevallen door hem hard te slaan. Daarbij speelt eveneens een rol dat aangever zijn arm in het gips had, zodat de slagen die hij verdachte daarmee gaf harder aankwamen. Aangever heeft verdachte meermaals en tot bloedens toe geslagen en hij is achter verdachte aangelopen diens woning in. Om aangever zijn huis uit te krijgen, zag verdachte zich genoodzaakt om met een mes te dreigen. Ondanks deze dreiging heeft aangever verdachte nogmaals geslagen. Uiteindelijk heeft verdachte zich tegen aangever moeten verdedigen door hem te slaan. Verdachte deed dit met de hand waarin hij op dat moment ook een mes vasthield. De omstandigheid dat verdachte een mes gebruikte weegt, volgens de raadsman, op tegen de omstandigheid dat aangever een geoefend kickbokser is die in de ene hand een aansteker had, terwijl zijn andere hand in het gips zat.

Het hof stelt vast dat op de ter zitting getoonde beelden vijf maal contact tussen verdachte en aangever te zien is. Het eerste contact vindt plaats aan de overzijde van de straat, tegenover de woning van verdachte. Te zien is dát er enige vorm van tussen verdachte en aangever verbaal en fysiek contact plaatsvindt, maar niet goed te zien is of daadwerkelijk wordt geslagen, en evenmin is zichtbaar door wie (als eerste) wordt geslagen. Voor de beoordeling van het beroep op noodweer is dit contact niet van belang, omdat verdachte en aangever na dit voorval geruime tijd elk aan een kant van de straat met/tegen elkaar blijven praten. Kort daarop draait verdachte zich om, loopt weg en gaat zijn woning in. Aangever blijft dan eerst ruim een halve minuut aan de overzijde van de straat staan en loopt daarna achter verdachte aan diens woning in, waarvan de voordeur kennelijk niet is afgesloten. Het tweede zichtbare contact begint als ruim twee minuten (5:59:36) later te zien is dat aangever achteruit lopend via de voordeur naar buiten komt. Als hij eenmaal buiten staat, haalt aangever uit met zijn rechterhand in de richting van de voordeur. Verdachte spuugt. Verdachte komt uit de woning en loopt achter aangever aan. Verdachte verklaart dat hij dan een mes in zijn handen heeft. Het derde contact is als na enkele seconden verdachte in de richting van aangever beweegt, die daarop een slaande beweging naar verdachte maakt. Aangever loopt achteruit en verdachte loopt achter hem aan. Het vierde contact is het moment waarop verdachte met een slaande maai-beweging met zijn rechterarm uithaalt naar aangever (terwijl hij in zijn rechterhand het mes nog vast heeft). [benadeelde] liep op dat moment achteruit van verdachte weg. Meteen na de slaande maai-beweging valt aangever op de grond. Het vijfde contact vindt hierna plaats, wanneer verdachte op de gevallen aangever zit en hij meermalen met zijn rechterarm in de richting van aangever slaat.

Het hof overweegt dat, gezien de camerabeelden en de afgelegde verklaringen van verdachte en aangever, het aannemelijk geworden acht dat, afgezien van de schermutseling aan de overzijde van de straat, het eerste gewelddadige contact tussen beiden plaatsvond bij de voordeur van verdachtes huis. Dat aangever in het huis zodanig agressief is geweest jegens verdachte dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, acht het hof niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft dat noch bij de politie noch bij de rechtbank verklaard. Uit die verklaringen blijkt al helemaal niet dat de situatie in het huis rechtvaardigde dat hij aangever met een mes tegemoet trad. Dat aangever een geoefend kickbokser was, zoals verdachte verklaart, is niet aannemelijk geworden. Ten aanzien van de situatie vanaf ongeveer 5.59 uur, het tweede contact, is een noodweersituatie evenmin aannemelijk geworden. Aangever maakt stappen achteruit, terwijl niet blijkt dat hij verdachte aanvalt of dat daartoe een onmiddellijke dreiging is. Verdachte heeft het mes in zijn handen terwijl hij in de richting van aangever loopt. Dat aangever dan in de richting van verdachtes hoofd slaat, was gezien de wijze van benadering door verdachte gerechtvaardigd. Aangever loopt dan achteruit en verdachte gaat vervolgens met het mes in zijn hand achter aangever aan en maakt een slaande maai-beweging met het mes in zijn hand naar aangever. Verdachte heeft aldus geen verdedigende handelingen verricht, maar een aanvallende. Omdat op geen enkel moment sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van aangever jegens verdachte, verwerpt het hof zowel het beroep op noodweer als op noodweerexces. Met betrekking tot het beroep op noodweerexces merkt het hof verder nog op dat uit geen enkele verklaring van verdachte en aangever naar voren komt dat bij verdachte sprake is geweest van een hevige gemoedsbeweging waarin hij zijn handelingen heeft verricht.’

De Hoge Raad overweegt dat bij de beoordeling van de klacht voorop moet worden gesteld dat voor noodweer vereist is dat de verdediging gericht is tegen een ‘ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding’. Van een ‘ogenblikkelijke’ aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. Enkele vrees voor zo’n aanranding is daartoe echter niet voldoende. De gestelde aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor de verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding in de zin van artikel 41 Sr. Wanneer de aanranding is geëindigd, is een beroep op noodweer niet (meer) mogelijk (vgl. ECLI:NL:HR:2016:456).

De Hoge Raad overweegt dat de vaststelling van het hof inhouden dat:

- nadat de aangever de woning van de verdachte had verlaten, waarbij de aangever met zijn rechterhand uithaalde richting de voordeur, hij van de verdachte vandaan ging en de verdachte daarna niet heeft aangevallen en dat daartoe ook geen onmiddellijke dreiging bestond,

- de verdachte vervolgens met een mes in zijn handen in de richting van de aangever is gelopen en toen de aangever daarop achteruit bij hem vandaan liep, een slaande maaibeweging met de hand waarin hij het mes vasthield richting de aangever heeft gemaakt, waarbij hij de aangever heeft gestoken,

- de aangever hierna ‘naar de grond ging’ waarop de verdachte bovenop de aangever is gaan zitten en de aangever meermalen in het gezicht heeft geslagen/gestompt.

De Hoge Raad oordeelt dat het op deze vaststellingen gebaseerde oordeel van het hof dat het bestaan van een situatie van noodweer(exces) nadat de verdachte zijn woning weer had verlaten, niet aannemelijk is geworden en dat daarom het beroep op noodweer(exces) moet worden verworpen, niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend gemotiveerd is.