Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
14 januari 2022

Rechtspraak

Openbaarmaking van de uitspraak die foto verdachte bevat.

Commentaar bij HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1888.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie verduistering en oplichting meermalen gepleegd is bewezen verklaard, dat de openbaarmaking van de uitspraak, die mede de openbaarmaking van een foto van het gezicht van de verdachte omvat, niet op de wet berust.

De Hoge Raad overweegt dat het hof de verdachte heeft veroordeeld wegens onder meer verduistering, al dan niet meermalen gepleegd en oplichting, al dan niet meermalen gepleegd, tot een gevangenisstraf van zes jaren. Ook heeft het hof de openbaarmaking van zijn uitspraak gelast. Het hof heeft daarover beslist dat het gelast dat –na het onherroepelijk worden van dit arrest – deze uitspraak openbaar wordt gemaakt onder vermelding van de volledige naam en een afbeelding van het aangezicht van de verdachte op de site rechtspraak.nl. Het hof heeft bepaald dat de inhoud van deze openbaarmaking zal zijn overeenkomstig de inhoud van de aan dit arrest gehechte Bijlage I en het openbaar ministerie opgedragen voor deze openbaarmaking zorg te dragen.

De Hoge Raad overweegt dat de bijlage bij de uitspraak van het hof, voor zover van belang, inhoudt:

‘Bijlage I bij arrest Gerechtshof Den Haag 23 juni 2020

Bij arrest van 23 juni 2020 is verdachte, geboren in 1971 te [geboorteplaats], door het gerechtshof Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar. (...) Zijn volledige naam en geboortedatum worden bekend gemaakt. Omdat hij echter steeds gebruik maakt van verschillende aliassen is dat niet een voldoende waarschuwende waarborg. Om die reden zal een recente foto van de verdachte aan deze openbaarmaking worden gevoegd. Hierdoor kan een breed publiek effectief jegens hem gewaarschuwd worden en in staat worden gesteld om hem te herkennen; juist ook als hij een valse naam zou gaan gebruiken.’

De Hoge Raad overweegt dat voor de beoordeling van de klacht artikel 9 lid 1 onder b en onder 3 Sr, artikel 36 lid 1 Sr, artikel 325 lid 1 Sr en artikel 339 lid 1 Sr in het bijzonder van belang zijn en haalt deze aan. De Hoge Raad oordeelt dat in het voorschrift van artikel 36 lid 1 Sr dat de rechter de wijze bepaalt waarop aan de last tot openbaarmaking van de uitspraak uitvoering wordt gegeven, niet de bevoegdheid besloten ligt om, met het oog op de openbaarmaking daarvan, in de uitspraak of een daartoe behorende bijlage andere gegevens op te nemen dan de gegevens die op grond van de voorschriften van de Vierde afdeling van Titel VI van het Tweede Boek Sv in de uitspraak moeten worden opgenomen. Het is de rechter wel toegestaan te bepalen dat de openbaarmaking van de uitspraak niet plaatsvindt door openbaarmaking van de volledige (niet-geanonimiseerde) tekst van de uitspraak, maar door publicatie van bijvoorbeeld een deel van de uitspraak of van een samenvatting van wat in de uitspraak is opgenomen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof, door te bepalen dat een recente foto van de verdachte wordt gevoegd bij de te publiceren samenvatting van de uitspraak, kennelijk geoordeeld heeft dat openbaarmaking van deze uitspraak mede mag bestaan uit openbaarmaking van die foto van de verdachte. Dat oordeel is, gelet op hetgeen is vooropgesteld en in aanmerking genomen dat die foto niet behoort tot de gegevens die in deze uitspraak moeten worden opgenomen, onjuist.