Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
5 november 2021

Rechtspraak

Wederspannigheid: verbalisant in rechtmatige uitoefening functie?

Commentaar bij HR 2 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1569.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie wederspannigheid is bewezen verklaard, over de verwerping van het verweer dat de verbalisanten bij de aanhouding van de verdachte niet in de rechtmatige uitoefening van hun functie hebben gehandeld.

Het hof heeft de klacht samengevat en overwogen dat de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep – kort en zakelijk weergegeven – heeft aangevoerd dat de verbalisanten bij de aanhouding van de verdachte niet in de rechtmatige uitoefening van hun functie hebben gehandeld. De verbalisanten hadden de rust moeten nemen om de verdachte uit haar zogenoemde high – veroorzaakt door het gebruik van lachgas – te laten komen.

Het hof overweegt hieromtrent dat uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat de verdachte niet meewerkte aan, en zich bij haar aanhouding verzette. Het hof is van oordeel dat in een situatie als onderhavige niet van de verbalisanten kan worden verwacht dat zij rekening houden met het lachgasgebruik van de verdachte en de uitwerking daarvan, alvorens zij overgaan tot aanhouding van de verdachte. Het hof is derhalve van oordeel dat de verbalisanten handelden in de rechtmatige uitoefening van hun functie.

De Hoge Raad haalt artikel 180 Sr aan en overweegt dat de tenlastelegging op die bepaling toegesneden is en dat daarom moet worden aangenomen dat de in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende woorden ‘werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ in de betekenis die deze woorden hebben in die bepaling zijn gebruikt. De Hoge Raad overweegt dat bij het antwoord op de vraag of de ambtenaar ‘werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ is, als uitgangspunt geldt dat de politieambtenaar die uitvoeringshandelingen verricht in het kader van de aanhouding van een verdachte, werkzaam is in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening als bedoeld in artikel 180 Sr. Bij de beoordeling of zich omstandigheden voordoen die tot het oordeel leiden dat de uitoefening van de bediening niet rechtmatig is, kan de strafrechter de noodzaak en proportionaliteit van het desbetreffende overheidsoptreden betrekken (vgl. ECLI:NL:HR:2014:2919).

Het hof heeft vastgesteld dat de verbalisant na binnenkomst in de kamer van de verdachte haar heeft meegedeeld dat zij was aangehouden omdat zij haar moeder zou hebben mishandeld. Uit het door het hof gebruikte bewijsmiddel volgt verder dat de verbalisant heeft geprobeerd het gesprek met de verdachte aan te gaan, maar dat ze hem daarbij telkens in de rede viel. Daarop heeft de verbalisant de arm van de verdachte vastgepakt en – nadat de verdachte haar arm terugtrok – geprobeerd de verdachte op te laten staan door aan haar arm te trekken. Toen de verdachte opnieuw haar arm terugtrok heeft de verbalisant meer kracht gebruikt en de verdachte tegen de muur gedrukt. De Hoge Raad oordeelt dat de verwerping door het hof van het verweer dat de verbalisanten bij de aanhouding van de verdachte niet in de rechtmatige uitoefening van hun functie hebben gehandeld omdat geen sprake was van een dreigende situatie zodat zij het uitwerken van de effecten van het gebruik van lachgas hadden moeten afwachten, in het licht van deze gang van zaken – en gelet op de beperkte mate van de door de verbalisanten toegepaste dwang – niet onbegrijpelijk is.