Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
16 juli 2021

Rechtspraak

Wapen en zich daarin bevindende munitie: meerdaadse samenloop?

Commentaar bij HR 13 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1079.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie voorhanden hebben van wapen en zich in dat wapen bevindende munitie is bewezen verklaard, dat het hof met betrekking tot het bewezen verklaarde ten onrechte artikel 57 Sr heeft toegepast.

Het hof heeft met betrekking tot de bewezenverklaring onder meer overwogen dat op 10 augustus 2014 verbalisant naar aanleiding van de melding (om 01:48 uur) dat er op de Tramsingel te Breda een wapen is aangetroffen, om 01:55 uur naar de Tramsingel gaat. Zij ziet ter hoogte van een bepaald pandnummer een zwart wapen liggen. Het wapen ligt aan de zijde van de singel, op het met witte lijnen aangegeven fietsgedeelte van die weghelft. In de patroonhouder en in de kamer van het wapen bevindt zich munitie.

(...)

Uit de voorgaande feiten en omstandigheden leidt het hof af dat verdachte, nadat de politie hem op de kruising van de Tramsingel/Lunetstraat wilde doen stoppen, gevlucht is en tijdens de achtervolging zijn wapen, dat later aan de linkerkant van de weg werd aangetroffen, uit zijn auto heeft geworpen.

De Hoge Raad overweegt dat in ECLI:NL:HR:2017:1111 tot en met ECLI:NL:HR:2017:1115, algemene overwegingen over de eendaadse samenloop en de voortgezette handeling zijn gegeven. De overwegingen uit die arresten laten zich op hoofdlijnen als volgt samenvatten.

De eendaadse samenloop en de voortgezette handeling vervullen een wezenlijke functie bij het voorkomen van onevenredige aansprakelijkheid en bestraffing in geval van gelijktijdige berechting van sterk samenhangende strafbare feiten. Voor de eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Voor de voortgezette handeling komt het erop aan of de verschillende bewezen verklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het ‘wilsbesluit’) zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt.

De Hoge Raad overweegt dat uit de vermelding van artikel 57 Sr blijkt dat het hof van oordeel is dat met betrekking tot het bewezen verklaarde voorhanden hebben van een pistool en tien patronen van meerdaadse samenloop sprake is. De Hoge Raad oordeelt dat dat oordeel, in aanmerking genomen dat het bewezen verklaarde betrekking heeft op een zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex waarbij de patronen zijn aangetroffen in de patroonhouder en in de kamer van het pistool, en dat zowel het voorhanden hebben van het pistool als het voorhanden hebben van de patronen een overtreding van artikel 26 lid 1 WWM oplevert, niet zonder meer begrijpelijk is. De klacht is daarom terecht voorgesteld. De Hoge Raad overweegt dat dit echter niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak leidt. De door het hof opgelegde gevangenisstraf van 162 dagen ligt ver onder het strafmaximum van vier jaren dat zou gelden als van eendaadse samenloop zou worden uitgegaan. Daarbij is ook van belang dat, ook als het hof bij de strafoplegging was uitgegaan van eendaadse samenloop van de bewezen verklaarde feiten, het hof bij de waardering van die feiten gewicht mocht toekennen aan de omstandigheid dat de verdachte zich op de openbare weg heeft ontdaan van een pistool dat was geladen met scherpe patronen en dat daardoor risico’s als gevolg van onoordeelkundig gebruik, bijvoorbeeld door kinderen, zijn ontstaan. De verdachte heeft daarom onvoldoende belang bij cassatie.