Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
9 juli 2021

Rechtspraak

Verbeurdverklaring.

Commentaar bij HR 6 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1078.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie overtreding van artikel 163 lid 2 WVW 1994 is bewezen verklaard, over de verbeurdverklaring van een fiets en in het bijzonder over het oordeel van het hof dat het bewezen verklaarde is begaan ‘met betrekking tot’ de fiets. Het arrest van het hof houdt onder meer in:

‘Beslag

Het (...) ten laste gelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

(...)

Beslissing

(...)

Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten Fiets Atb.’

De Hoge Raad haalt artikel 33a lid 1 Sr aan en overweegt dat de in beslag genomen fiets het voertuig is dat de verdachte bestuurde toen bij de verbalisanten de verdenking rees dat hij dat voertuig onder invloed van alcohol bestuurde, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot de bewezenverklaring van de weigering mee te werken aan een ademanalyse. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof dat deze fiets vatbaar is voor verbeurdverklaring op de grond van artikel 33a lid 1 aanhef en onder b Sr, niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk is.