Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
21 mei 2021

Rechtspraak

Medeplegen diefstal met geweld.

Commentaar bij HR 18 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:735.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie medeplegen diefstal met geweld is is bewezen verklaard, over de bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal met geweld.

Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring overwogen dat het van oordeel is dat de handelingen van de verdachte en de medeverdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm het karakter dragen van een gezamenlijk ondernomen diefstal met geweld. Zij zaten voorafgaand aan de diefstal samen op de scooter, waarbij de verdachte de bestuurder van de scooter was. Op het moment van de uitvoeringshandelingen, waarbij de tas door de achterop zittende medeverdachte van de schouder van de aangeefster wordt gerukt, zaten zij beiden op de scooter en zijn vervolgens, in het bezit van de tas, tezamen op de scooter gevlucht. Kort daarop wordt de gestolen tas gevonden in de nabijheid van de woning van de verdachte. Dit gezamenlijk aankomen, aanwezig zijn, vluchten met de buit op één scooter en het verbergen van de buit geeft blijk van een nauwe en bewuste samenwerking. Ook als de verdachte, zoals hij stelt, niet van tevoren wist dat de medeverdachte de diefstal zou plegen, acht het hof de bijdrage van de verdachte tijdens de diefstal en daarna voldoende voor de voor het medeplegen van de diefstal met geweld vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat voor de verdachte als bestuurder van de scooter, een tweewielig voertuig, de ruk van de medepassagier aan de tas van aangeefster goed merkbaar moet zijn geweest. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte ook verklaard dat hij voelde dat de medeverdachte de tas van de aangeefster aftrok. Vervolgens is de aangeefster gevallen en is een getuige schreeuwend achter de scooter aangerend. Op dat moment kiest de verdachte er niet voor om te stoppen en zich te bekommeren om de gevallen vrouw, maar in plaats daarvan rijdt hij met de medeverdachte en de gestolen tas met hoge snelheid weg en ontdoet zich vervolgens samen met de medeverdachte van de gestolen tas. Door na de diefstal met de medeverdachte en de gesloten tas weg te rijden in de wetenschap dat deze tas zojuist met geweld is weggenomen, conformeert de verdachte zich aan het door zijn mededader gepleegd geweld en verzekert hij hen van het bezit van de gestolen tas en maakt hij door zijn handelen de vlucht van hen beiden mogelijk.

De Hoge Raad overweegt dat het hof vastgesteld heeft dat de verdachte met een scooter, waarop de medeverdachte als passagier zat, van een brug is weggereden en daarbij dicht langs de aangeefster is gereden. De medeverdachte heeft bij het passeren van de aangeefster haar tas met een ruk aan het hengsel van de schouder van de aangeefster getrokken, waardoor zij ten val is gekomen. De verdachte heeft de ruk aan de tas gevoeld. Direct daarop is de verdachte, tezamen met de medeverdachte en de tas, op hoge snelheid weggereden, terwijl op dat moment een getuige schreeuwend achter de scooter aanrende. Nadien hebben de verdachte en de medeverdachte zich van de tas ontdaan en is de tas in de nabijheid van de woning van de verdachte teruggevonden. De Hoge Raad oordeelt dat het op deze vaststellingen gebaseerde oordeel van het hof erop neerkomt dat gelet op de gedragingen van de verdachte – in het bijzonder de onmiddellijke reactie van de verdachte op het trekken door de medeverdachte aan de tas door op hoge snelheid weg te rijden en daarmee het tezamen met de medeverdachte zich verzekeren van het bezit van de tas – niet alleen sprake is van de voor het medeplegen van diefstal met geweld vereiste nauwe samenwerking maar ook van de daarvoor vereiste bewuste samenwerking. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk.