Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
19 februari 2021

Rechtspraak

Wederspannigheid artikel 180 Sr; werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening?

Commentaar bij HR 16 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:236.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie wederspannigheid, is bewezen verklaard, dat het hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich heeft verzet tegen een opsporingsambtenaar ‘werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’.

Het hof heeft ten aanzien van het verweer dat de verbalisanten met schending van artikel 54 Sv tot aanhouding zijn overgegaan, zodat deze aanhouding onrechtmatig was en de verbalisanten daarmee niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam waren overwogen dat als uitgangspunt te gelden heeft dat een verbalisant die uitvoering geeft aan het verzoek van een collega om te ondersteunen bij de aanhouding van een verdachte, werkzaam is in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening zoals bedoeld in artikel 180 Sr. Van een verbalisant kan en mag niet worden verwacht dat hij op een dergelijk moment bij zijn collega navraagt of aan alle achterliggende formaliteiten voor de toepassing van het dwangmiddel van aanhouding is voldaan, bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden daargelaten. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn in deze zaak niet aangevoerd. Ook indien achteraf komt vast te staan dat er geen door de (hulp)officier van justitie gegeven bevel tot aanhouding is gegeven en er geen sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 54 lid 4 Sv en mitsdien de aanhouding van de verdachte mogelijk niet rechtmatig zou moeten worden geacht, brengt dit nog niet met zich mee dat de ambtenaar die aan een dergelijk verzoek tot assistentie gevolg heeft gegeven, op dat moment in beginsel niet heeft gehandeld in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening in de zin van artikel 180 Sr.

De Hoge Raad haalt artikel 180 Sr aan en overweegt dat de tenlastelegging op die bepaling is toegesneden en daarom moet worden aangenomen dat de in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende woorden ‘werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ gebruikt zijn in de betekenis die deze woorden hebben in die bepaling. De Hoge Raad overweegt dat bij het antwoord op de vraag of de ambtenaar ‘werkzaam is in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’, als uitgangspunt geldt dat de politieambtenaar die uitvoeringshandelingen verricht in het kader van de aanhouding van een verdachte, werkzaam is in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening als bedoeld in artikel 180 Sr (vgl. ECLI:NL:HR:2014:2919).

De Hoge Raad overweegt dat het hof vastgesteld heeft dat verbalisant via de portofoon van zijn collega’s het verzoek kreeg om ondersteuning te verlenen bij de aanhouding van de verdachte om te voorkomen dat de verdachte zich aan zijn aanhouding zou onttrekken. De verbalisant heeft aan dit verzoek gevolg gegeven, waarna hij de verdachte samen met zijn collega’s heeft ingesloten en aangehouden. Het hof heeft op grond hiervan geoordeeld dat verbalisant op het moment van de aanhouding ‘werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ was in de zin van artikel 180 Sr. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat bijzondere omstandigheden die tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden, niet zijn gebleken. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend gemotiveerd is. Daarbij verdient nog opmerking dat ook indien achteraf zou komen vast te staan dat de beslissing tot aanhouding van de verdachte door de om bijstand verzoekende collega’s niet in overeenstemming met het voorschrift van artikel 54 lid 4 Sv is genomen, dat niet wegneemt dat de opsporingsambtenaar die op grond van een verzoek tot het verlenen van bijstand is overgegaan tot de feitelijke aanhouding van een verdachte, in beginsel ‘werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ was in de zin van artikel 180 Sr (vgl. ECLI:NL:HR:2009:BJ2808 over een opdracht tot aanhouding van een bevoegde meerdere).