Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
12 februari 2021

Rechtspraak

Gewoontewitwassen (art. 420ter Sr); bezigen van een brondocument met bevindingen verbalisant voor bewijs.

Commentaar bij HR 9 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:192.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie gewoontewitwassen, is bewezen verklaard, over de motivering van de bewezenverklaring, in het bijzonder over het gebruik voor het bewijs van het brondocument met een relaas van bevindingen van verbalisant.

De aanvulling met bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 365a Sv houdt onder meer in dat de opgesomde bewijsmiddelen – tenzij anders vermeld – opgenomen zijn in het zaaksdossier ‘witwassen verdachte en betrokkene’, opgemaakt en ondertekend d.d. 26 februari 2015 door verbalisanten, met een loopproces-verbaal en doorgenummerde onderliggende stukken. Het hof merkt vooraf op dat verbalisanten hun onderzoekbevindingen ter zake de witwasverdenking van verdachte in samenvattende vorm hebben weergegeven in een relaas van bevindingen met bijbehorende verwijzingen naar de onderliggende brondocumenten. Het hof heeft de samenvattende onderzoeksbevindingen van genoemde verbalisanten gecontroleerd aan de hand van onderliggende bewijsmiddelen en heeft hierin geen noemenswaardige verschillen geconstateerd. Het hof verenigt zich met de inhoud van het relaas van bevindingen en de daarin verwoorde interpretaties en conclusies van verbalisanten en maakt die tot de zijne. Het hof neemt de samenvattende weergave van de bewijsmiddelen als uitgangspunt en volstaat in de bewijsbijlage met telkens de vermelding en vindplaats van de onderliggende brondocumenten. Het hof overweegt dat de gebruikte nummering van het hof zelf is en haalt het brondocument aan.

De Hoge Raad overweegt dat op grond van artikel 365a lid 3 Sv de beslissing dat het ten laste gelegde feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van de bewijsmiddelen die de voor die beslissing redengevende feiten en omstandigheden bevatten. Deze bewijsmiddelen moeten in beginsel worden opgenomen in het vonnis, dan wel in de aanvulling zoals bedoeld in artikel 365a lid 2 Sv. Indien de rechter zich beroept op feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring maar die niet zijn vermeld in de in het vonnis of de in artikel 365a lid 2 Sv bedoelde aanvulling opgenomen bewijsmiddelen, moet de rechter met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging (a) die feiten of omstandigheden aanduiden, en (b) het wettige bewijsmiddel aangeven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend. Als het daarbij gaat om feiten of omstandigheden die zijn vermeld in processen-verbaal, verslagen van deskundigen of andere schriftelijke bescheiden, moeten die stukken ter terechtzitting zijn voorgelezen of moet daarvan daar de korte inhoud zijn medegedeeld (vgl. ECLI:NL:HR:2003:AF7985).

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wetenschap had dat de in de bewezenverklaring genoemde geldbedragen van misdrijf afkomstig waren, gelet op onder meer ‘de OVC-gesprekken die in de bewijsmiddelen worden genoemd’. Daarbij heeft het hof in de genoemde aanvulling met bewijsmiddelen de inhoud van een relaas van bevindingen van verbalisant weergegeven met betrekking tot een aantal specifiek aangeduide afgeluisterde gesprekken, ‘OVC-gesprekken’, waaraan de verdachte heeft deelgenomen. Die weergave bevat een samenvatting van die gesprekken en conclusies van deze verbalisant over wat uit de inhoud van die gesprekken blijkt met betrekking tot de wetenschap van de verdachte over de handel in verdovende middelen door zijn zoon.

De Hoge Raad overweegt dat door op deze wijze het relaas van bevindingen van verbalisant in de aanvulling met bewijsmiddelen op te nemen het hof een verklaring heeft gebruikt die voor het bewijs ontoelaatbare conclusies inhoudt (vgl. onder meer ECLI:NL:HR:2011:BR2847). Een dergelijk gebruik van een bewijsmiddel hoeft niet onder alle omstandigheden tot cassatie te leiden, bijvoorbeeld als de door het hof gemaakte gevolgtrekking overeenkomt met de in de verklaring getrokken conclusie (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BW9189). Ook in dat geval gelden echter de weergegeven voorschriften met betrekking tot de bewijsmiddelen waarop deze gevolgtrekking berust. In het onderhavige geval heeft het hof niet de wettige bewijsmiddelen – in het bijzonder relevante onderdelen van processen-verbaal waarin de afgeluisterde gesprekken zijn weergegeven – opgenomen waaraan het de voor die gevolgtrekking redengevende feiten en omstandigheden heeft ontleend. Het hof heeft evenmin met voldoende nauwkeurigheid naar die feiten en omstandigheden verwezen. De enkele vermelding dat het hof de inhoud van een relaas van bevindingen van de verbalisanten waarin de onderzoeksresultaten – waaronder ook de bevindingen van een andere verbalisant – zijn weergegeven, heeft gecontroleerd en dat het hof zich met de daarin verwoorde interpretaties en conclusies kan verenigen, is daarvoor niet voldoende. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof daarom ontoereikend is gemotiveerd.