Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
25 september 2019

Rechtspraak

Verstekverlening tegen verdachte wiens raadsman in gerechtsgebouw aanwezig zou zijn.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie bij verstek overtreding van het bepaalde in artikel 30 lid 4 WAM is bewezen verklaard, dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte. Daartoe werd aangevoerd dat de verstekverlening ‘klaarblijkelijk is geschied op basis van een onjuiste mededeling van de gerechtsbode inhoudende dat requirant noch zijn raadsman zijn verschenen’. De klacht klaagt niet over niet-naleving van artikel 48 Sv en bestrijdt blijkens de toelichting evenmin dat de raadsman op de hoogte was van de dag en het tijdstip van de terechtzitting.

Het hof heeft bij zijn bij verstek gewezen arrest van 5 oktober 2017 de verdachte met toepassing van artikel 416 lid 2 Sv niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. In cassatie zijn overlegd: (i) een brief van 19 oktober 2017 van mr. Poppelaars, advocaat te Breda, gericht aan de strafgriffie van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Deze brief houdt onder meer het volgende in:

‘Op 5 oktober jl. heeft de behandeling van de onderhavige zaak plaatsgevonden. Hedenmiddag is beroep in cassatie ingesteld. Ik verzoek u onderhavig schrijven te voegen in de cassatiestukken. Dit schrijven betreft namelijk de gang van zaken op 5 oktober jl. die van belang is voor de beoordeling van het beroep in cassatie. De behandeling van de onderhavige zaak stond op genoemde datum om 15:00u gepland. Na aankomst in het paleis van justitie heb ik mij gemeld bij de bode. De bode heeft vervolgens een vinkje achter de naam van cliënt gezet, ten behoeve van de registratie van mijn aanwezigheid. De bode heeft mij naar de zittingszaal verwezen. Aangekomen bij de zittingszaal, trof ik een confrère. Hij vertelde mij dat ook zijn zaak om 15:00u zou worden behandeld in dezelfde zittingszaal, maar dat de behandeling van eerdere zaken uitliep. Ik heb hierop gewacht voor de zittingszaal. Een bode voor de zittingszaal heb ik niet gezien. Het was na 15:00u dat ik – voor de zittingszaal – nog telefonisch contact had met een kantoorgenoot. Vervolgens zag ik een andere kantoorgenoot onderaan de trap staan. Hier ben ik naartoe gelopen en heb luttele minuten met hem gesproken. De confrère die ook om 15:00u zitting had in die zittingszaal, zat toen ook nog te wachten. Na het korte onderhoud dat ik met mijn kantoorgenoot onderaan de trap had, ben ik weer terug gegaan naar de plek voor de zittingszaal. Die bevond zich bovenaan de trap. Ik bemerkte dat mijn confrère die ook een zitting om 15:00u in die zittingszaal had, inmiddels weg was. Ik heb de deur van de zittingszaal geopend en zag dat die confrère bezig was met de behandeling van de zaak. Ik zag toen ook de bode in de zittingszaal zitten. Hij kwam de zittingszaal uit en ik vertelde hem dat ik voor onderhavige zaak kwam. Hij vertelde mij dat hij deze reeds had uitgeroepen en de enkelvoudige kamer deze vervolgens ook heeft behandeld. Het verzoek om de onderhavige zaak nogmaals te behandelen na de zitting van mijn confrère, werd afgewezen.’ (ii) een verzendrapport waaruit kan worden afgeleid dat deze brief op 19 oktober 2017 is verzonden naar het faxnummer van de administratie van het hof.

De Hoge Raad overweegt dat de klacht berust op de opvatting dat de enkele omstandigheid dat de raadsman van de verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep was verschenen, het hof verplichtte tot een onderzoek naar diens afwezigheid. Die opvatting vindt geen steun in het recht (vgl. ECLI:NL:HR:2003:AM0201). Dat laat onverlet dat het de rechter wel vrijstaat om, naar in de rechtspraktijk ook niet ongebruikelijk is, in zo’n situatie het onderzoek ter terechtzitting te onderbreken teneinde bijvoorbeeld telefonisch contact te doen zoeken met de raadsman. De enkele melding in de twee weken na de terechtzitting in hoger beroep verzonden brief van mr. Poppelaars dat de raadsman van de verdachte op de dag en het tijdstip van de terechtzitting in hoger beroep in het gerechtsgebouw van het hof aanwezig was, zich bij de bode had gemeld en zich bij dan wel onderaan de trap naar de zittingszaal ophield, kan evenmin tot cassatie leiden. Op die enkele grond kan immers in cassatie niet als vaststaand worden aangenomen dat het niet (tijdig) verschijnen van de raadsman in de zittingszaal, een niet voor rekening van de verdachte en diens raadsman komende omstandigheid betrof.