Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
9 maart 2017

Rechtspraak

Strafmotivering ter zake van medeplegen valsheid in geschrift, medeplegen oplichting en medeplegen witwassen.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie valsheid in geschrift, medeplegen oplichting en medeplegen witwassen, is bewezenverklaard, dat het hof de strafoplegging onvoldoende met redenen heeft omkleed. Het hof heeft daartoe overwogen dat de strafoplegging in overeenstemming is met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met een ander gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan oplichting, valsheid in geschrift en witwassen van een omvangrijk bedrag. Hij was eigenaar van twee bv’s. Medeverdachte was als werkcoach bij de gemeente Tiel verantwoordelijk voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden (ook wel klanten genoemd) en sloot in dit verband overeenkomsten met bedrijven die werkplaatsen, begeleiding en/of cursussen dienden te verzorgen voor deze klanten. Dit alles met het uiteindelijke doel om voor de uitkeringsgerechtigden een plek te vinden binnen het reguliere arbeidsproces. Verdachte heeft de valse facturen van zijn bedrijven ingediend bij de gemeente aan de hand van de gegevens die hij (middellijk of onmiddellijk) kreeg van de medeverdachte. De prestaties als vermeld op de facturen en ingevoerd door de medeverdachte in het digitale systeem van de gemeente Tiel zijn echter nooit door verdachtes bedrijven verricht of aangeboden. Op de facturen afkomstig van deze bedrijven stonden bijvoorbeeld namen genoemd van klanten die op dat moment helemaal geen uitkering genoten en/of al enige tijd niet meer woonachtig waren in een van de desbetreffende gemeenten. De gemeenten zijn door deze valsheden opgelicht en hebben aan deze bedrijven in totaal ruim € 290.000 betaald. Van dit bedrag is een aanzienlijk deel bij verdachte terecht gekomen. Pas na een melding van de ING-bank is deze zaak aan het rollen gegaan. Als de bank geen melding had gedaan, is het maar de vraag of en wanneer deze fraude was opgemerkt. Verdachte is in ieder geval niet uit eigen beweging gestopt met deze strafbare gedragingen. Verdachte heeft op een zeer intensieve en geraffineerde wijze bovenstaande delicten gepleegd, enkel om er financieel beter van te worden. Hij heeft zonder enige terughoudendheid facturen opgemaakt naar aanleiding van de informatie die hij ontving van de medeverdachte. Door op dergelijke wijze te werk te gaan heeft hij het financiële verkeer en de gemeenten ernstig geschaad. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan. Ter afdoening van de strafbare feiten, zoals door verdachte gepleegd, acht het hof enkel een forse gevangenisstraf van langere duur passend en geboden. Reeds gelet op het benadelingsbedrag van ruim € 290.000 is een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf, zoals door de verdediging bepleit, niet aan de orde. Verdachte is met zijn bedrijf nog steeds op de zakelijke markt actief. Daarnaast blijkt verdachte, gezien zijn uitlatingen ter terechtzitting van het hof, het normaal te vinden om steekpenningen te betalen en zodoende opdrachten voor zijn bedrijf binnen te halen. Verdachte zag er ook geen been in om aan de medeverdachte, van wie hij meende dat zij bij de gemeente in dienst was, een cashback te betalen. Het hof is van oordeel dat het volstrekt onaanvaardbaar is dat aan een ambtenaar een cashback wordt betaald. Daarbij komt nog dat verdachte tussen de 50% en 70% van het door hem ten onrechte ontvangen bedrag aan de medeverdachte heeft betaald. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij de bedragen die hij aan de medeverdachte heeft (terug)betaald niet in zijn boekhouding heeft verwerkt, hetgeen onontkoombaar inhoudt dat zijn boekhouding ook vals is opgemaakt. Gelet hierop en het feit dat verdachte daaruit blijkbaar niets heeft geleerd en hij nog steeds op de zakelijk markt actief is, zal het hof aan verdachte een hogere gevangenisstraf opleggen dan de rechtbank heeft gedaan, met een voorwaardelijk strafdeel, teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (dergelijke) strafbare feiten te plegen. Hierin ligt voor het hof ook de beweegreden om aan het voorwaardelijk deel een proeftijd voor de duur van drie jaren te verbinden. Het hof begrijpt dat een dergelijke straf consequenties heeft voor de bedrijfsvoering binnen het bedrijf van verdachte, maar gelet op bovenstaande feiten en de omstandigheden, kan het hof niet anders dan aan verdachte na te melden straf op te leggen. De Hoge Raad overweegt dat de verdachte ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij de twee bv’s op zijn naam heeft staan. Hij een van die bv’s heeft overgedragen aan zijn zwager. Dat het klopt dat zijn broer op zijn verzoek geld heeft overgemaakt aan de medeverdachte. Dat hij met de medeverdachte heeft afgesproken dat hij bereid was om mensen in zijn bedrijf te werk te stellen in het kader van re-integratie en daarvoor zou hij de desbetreffende gemeenten een factuur sturen. Hij verklaard heeft dat er niemand vanuit de gemeente Tiel voor hem gewerkt. Hij verklaarde: 'de medeverdachte vroeg aan mij om een factuur en die heb ik toen gestuurd. Ik stuur niet zomaar aan iedereen facturen. Het is ongebruikelijk om een factuur te sturen zonder dat er werkzaamheden zijn verricht. Ik moest 50% à 70% aan de opdrachtgever terug betalen. Het is natuurlijk heel raar om aan de opdrachtgever terug te moeten betalen. Ik ben heel erg stom geweest. Ik heb mij laten gebruiken door haar. Ik wilde heel graag opdrachten van de gemeente binnenhalen voor mijn bedrijf. Ik dacht dat de medeverdachte mij daarbij kon helpen. Mijn achterliggende gedachte is geweest om op die manier opdrachten via haar van de gemeente te verkrijgen. Het is heel stom geweest. Ik wist niet dat zij een inlener was. Ik dacht dat zij bij de gemeente werkzaam was. Ik werk heel erg hard. Ik ben achteraf heel erg dom geweest. Ik dacht dat ik een zakelijke relatie met haar had. Ik had zelfs in de weekenden contact met haar. Ik heb in 2012 ook een contract getekend met een bedrijf, waarbij ik ook door een insider ben getipt. Ik ben gewend om op die manier te werken. Ik dacht dat ik via haar bij de gemeente Tiel binnen zou kunnen komen en zodoende meer opdrachten zou kunnen krijgen. Ik heb een uitzendbureau en wij doen aan papier prikken, kabels trekken, infra structuur. Ik ben bij een gemeente binnen gekomen via een uitvoerder. Ik heb bij de medeverdachte aangegeven dat de BTW eraf moest. Ik heb haar de helft van de netto opbrengst gegeven. Ik boekte de commissie aan medeverdachte. Ik wist op een gegeven moment dat het fout zat. Er is geen sprake van dat er nog diensten voor die facturen moeten worden verricht. Het  betrof alles bij elkaar ongeveer € 300.000,-. Dit was een enorm deel van de totale omzet van mijn bedrijf. Mijn boekhouding werd dat jaar door een administratiekantoor gedaan. Ik had dat jaar weinig werk. Dit betrof beide bv’s. Omtrent mijn persoonlijke omstandigheden kan ik verklaren dat ik nog steeds een van de twee bv’s bezit. Ik heb 22 personen aan het werk. Een deel daarvan is zzp-er. Het bedrijf werkt hoofdzakelijk in de scheepsbouw.' De Hoge Raad oordeelt dat de klacht dat de in het middel bedoelde omstandigheden - dat de verdachte het normaal vindt om steekpenningen te betalen teneinde zodoende opdrachten voor zijn bedrijf binnen te halen en kennelijk 'niets heeft geleerd' - niet ter terechtzitting zijn gebleken, faalt. Immers, uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat hij 'de commissie' aan de bij de gemeente Tiel werkzame medeverdachte boekte, waarbij zijn 'achterliggende gedachte is geweest om op die manier opdrachten via haar van de gemeente te verkrijgen', dat hij naderhand, in 2012, een contract heeft getekend waarbij hij ook door een 'insider' was getipt en dat hij gewend is 'om op die manier te werken', kunnen die omstandigheden worden afgeleid.