Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
26 januari 2017

Rechtspraak

Sloveens rijbewijs vals reisdocument.

Het Openbaar Ministerie klaagt over het ontslag van alle rechtsvervolging van een verdachte, ten aanzien van wie bezit van een vals reisdocument is ten laste gelegd, Het hof heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en de verdachte te dier zake ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. Het heeft daartoe overwogen dat een Sloveens rijbewijs niet een reisdocument, een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 WID of een ander identiteitsbewijs dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang als bedoeld in artikel 231 Sr is. Nu niet ten laste is gelegd dat het vervalste Sloveense rijbewijs bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, is artikel 225 lid 2 Sr niet van toepassing. De verdachte dient ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde ontslagen te worden van alle rechtsvervolging. De Hoge Raad overweegt, na het aanhalen van de tenlastelegging toegesneden op artikel 231 lid 2 Sr, dat bij de wet van 12 maart 2014, Stb. 2014, 125 onder meer in artikel 231 lid 1 Sr de term ‘Nederlandse identiteitskaart’ is vervangen door ‘identiteitsbewijs’ en haalt zowel de relevante passages uit de memorie van toelichting bij die wijziging (Kamerstukken II 2011/12, 33352, p. 1 en 3-5) als artikel 1 lid 1 WID aan. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel dat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert omdat een Sloveens rijbewijs niet kan worden aangemerkt als een van de in artikel 231 Sr genoemde documenten, gelet op artikel 1 en de wetgeschiedenis, een te beperkte en dus onjuiste uitleg van artikel 231 Sr geeft.