Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
21 december 2016

Rechtspraak

Beïnvloeding getuigen als bedoeld in artikel 285a Sr.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie onder meer beïnvloeding van een getuige als bedoeld in artikel 285a Sr is bewezenverklaard, over de bewezenverklaring. Het hof heeft na opsomming van de bewijsmiddelen ten aanzien van de bewezenverklaring overwogen dat het vaststelt dat de uitingen van verdachte kennelijk bedoeld waren om de vrijheid van de betrokkene om naar waarheid of geweten een verklaring af te leggen, te beïnvloeden. Weliswaar zou een deel van die uitingen – los beschouwd – nog kunnen worden geduid als voorlichting aan de betrokkene over haar positie, maar uit hetgeen verdachte heeft gezegd over de telefoonkaarten en de telefoonnummers blijkt wel degelijk de bedoeling van beïnvloeding. Namens verdachte is aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat de uitingen van verdachte ook daadwerkelijk tot beïnvloeding hebben geleid. Daarmee wordt miskend dat noch de wet noch de jurisprudentie als eis stelt dat beïnvloeding ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Het hof verwerpt het verweer. De Hoge Raad overweegt, na het aanhalen van artikel 285a lid 1 Sr en de relevante passages uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de invoering van deze bepaling bij de Wet van 11 november 1993, Stb. 1993, 603 (Kamerstukken II 1991/92, 22483,  3, p. 39) dat aan de klacht kennelijk de opvatting ten grondslag ligt dat voor een veroordeling ter zake van het in artikel 285a lid 1 Sr voorziene misdrijf vereist is dat komt vast te staan dat van de zijde van de verdachte sprake is geweest van intimidatie jegens de in die bepaling bedoelde persoon. De Hoge Raad oordeelt dat voor die opvatting in de tekst van die bepaling evenwel geen steun te vinden is, terwijl strekking noch geschiedenis van die bepaling nopen tot een uitleg als in het middel wordt voorgestaan (vgl. ECLI:NL:HR:2010:BM4212). De Hoge Raad overweegt dat de strafbaarstelling van artikel 285a lid 1 Sr immers strekt tot bescherming van de vrijheid van personen om onbelemmerd ten overstaan van een rechter of een ambtenaar een verklaring te kunnen afleggen (vgl. ECLI:NL:HR:2005:AT7093). Van ‘beïnvloeden’ in de zin van artikel 285a lid 1 Sr is derhalve sprake indien de in deze bepaling omschreven uiting ertoe strekt deze verklaringsvrijheid aan te tasten. Voldoende is dat komt vast te staan dat de uiting kennelijk bedoeld was om de verklaringsvrijheid te beïnvloeden zonder dat wordt vereist dat die kennelijke bedoeling ook tot een daadwerkelijke beïnvloeding heeft geleid (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BC7910). De Hoge Raad oordeelt dat de klacht in zoverre vruchteloos is voorgesteld. De Hoge Raad overweegt dat de klacht voorts steunt op de stelling dat het in het onderhavige geval slechts gaat om het geven van juridisch advies door de verdachte aan betrokkene, hetgeen niet strafbaar is. De Hoge Raad oordeelt dat die klacht reeds faalt omdat het miskent dat het geven van juridische voorlichting of juridisch advies nimmer ertoe kan of mag strekken dat iemand in zijn verklaringsvrijheid wordt beknot. De Hoge Raad oordeelt dat het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat van juridische voorlichting of juridisch advies als in de klacht bedoeld te dezen geen sprake was.