Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
13 januari 2017

Rechtspraak

Urineren in een politiecel.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie vernieling is bewezenverklaard, over het oordeel althans de motivering van ‘onbruikbaar maken’, als bedoeld in artikel 350 Sr. De Hoge Raad geeft voorafgaand aan de beoordeling daarvan een beschouwing. Het hof heeft het vonnis van de politierechter, houdende de overweging: ‘Door te urineren op de vloer van een politiecel, kan deze vanaf dat moment totdat er is schoongemaakt niet worden gebruikt. Naar het oordeel van de politierechter valt ook een dergelijk tijdelijk onbruikbaar maken onder vernieling als bedoeld in artikel 350 Sr’, behoudens de strafoplegging, bevestigd met aanvulling van gronden. De Hoge Raad overweegt, na het aanhalen van artikel 350 lid 3 Sr, dat de in de tenlastelegging en bewezenverklaring gebruikte term ‘onbruikbaar’ kennelijk is gebezigd in de betekenis die daaraan toekomt in artikel 350 lid 1 Sr. Van onbruikbaar maken in de zin van artikel 350 lid 1 Sr is sprake als een voorwerp in een toestand wordt gebracht waardoor het voorwerp niet meer gebruikt kan worden voor het doel waarvoor het is bestemd. Daaraan behoeft niet af te doen dat de onbruikbaarmaking van beperkte duur is en herstel in het gebruik zonder noemenswaardige kosten of inspanning mogelijk is (vgl. ECLI:NL:HR:1998:AD2883). De Hoge Raad overweegt dat blijkens de bewijsmiddelen en de overweging het hof heeft geoordeeld dat de verdachte door te urineren in een politiecel, die politiecel ‘onbruikbaar’ heeft gemaakt in de zin van artikel 350 Sr. De Hoge Raad oordeelt dat dat oordeel, waarin als vaststelling van de rechter besloten ligt dat de politiecel tijdelijk niet de voor een behoorlijk gebruik daarvan vereiste wijze kon worden gebruikt voor het doel waarvoor deze bestemd was, geen blijk geeft van een onjuiste opvatting, niet onbegrijpelijk is en toereikend gemotiveerd is.