Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
12 december 2016

Rechtspraak

Ruchtbaarheid geven als bedoeld in artikel 261 Sr.

De verdediging klaagt namens verdachte, aan wie laster is bewezenverklaard, over het oordeel, althans de motivering daarvan, van het hof ten aanzien van het bewezenverklaarde in het bijzonder dat die uitlatingen zijn gedaan met het kennelijke doel om daar ruchtbaarheid aan te geven. Het hof overweegt, na enige overwegingen over de betekenis van bestanddelen van artikel 261 Sv, dat uit de bewijsoverweging volgt dat het de verdachte en haar moeder het er kennelijk om te doen was dat door hen tegenover de getuigen gedane uitlatingen verder verspreid en door een breder publiek besproken zouden worden. De Hoge Raad overweegt, na het aanhalen van artikel 261 lid 1 Sr en artikel 262 lid 1 Sr, dat bij de beoordeling voorop moet worden gesteld dat onder ‘ruchtbaarheid geven’ als bedoeld in artikel 261 Sr dient te worden verstaan ‘het ter kennis van het publiek brengen’. Met zodanig ‘publiek’ is een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld. Van ‘het kennelijke doel om ruchtbaarheid te geven’ kan ook sprake zijn indien de mededeling aan niet meer dan één persoon is gedaan. Bij de beoordeling van de vraag of een mededeling wordt gedaan met het kennelijke doel om deze ter kennis van het publiek te brengen kan van belang zijn of verwacht mag worden dat de ontvanger van de (smadelijke) mededeling daar vertrouwelijk mee omgaat. Dat laatste was niet het geval bij een uitlating die op een (afgeschermde) sociaalnetwerksite was geplaatst die voor meerdere personen zichtbaar was, terwijl zij naar eigen inzicht en zonder enige restrictie over die uitlating konden beschikken, en evenmin in het geval waarin de verdachte contact had met een dagbladjournalist die aandacht had voor de kwestie waarop de uitlating betrekking had en waarover reeds gepubliceerd was. In beide zaken getuigde het oordeel van het hof dat was gehandeld met het kennelijke doel om aan de mededeling ruchtbaarheid te geven, niet van een juiste rechtsopvatting. De Hoge Raad overweegt dat indien de ontvanger een ambt bekleedt dat met discretie pleegt te worden uitgeoefend, zich licht het geval kan voordoen dat het oordeel dat is gehandeld met het kennelijke doel om aan de mededeling ruchtbaarheid te geven, nadere motivering behoeft. Als voorbeelden kunnen worden genoemd faxen over gedragingen van de curator in een faillissement die waren toegezonden aan diens kantoor en in afschrift aan de rechter-commissaris in het faillissement en een brief aan de burgemeester over gedragingen van een vorige bewoners. Onder omstandigheden kan ook een nadere motivering zijn vereist indien de relatie met de ontvanger zodanig is dat de verdachte in redelijkheid mag verwachten dat deze de mededeling niet zal verspreiden in een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden. Dat deed zich bijvoorbeeld voor bij een brief van de ex-vriendin van de aangever over diens gedragingen jegens zijn kind, gericht aan de moeder van het kind die door deze ter kennis was gebracht van de aangever en de huisarts, en bij een op aanraden van een leidinggevende van een kinderdagverblijf verstuurde e-mail naar het algemene e-mailadres van dat kinderdagverblijf teneinde medewerkers van dat verblijf met het oog op een ongestoorde Sinterklaasviering op de hoogte te stellen van hetgeen zich met de ex-partner had afgespeeld. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof dat door mededeling van de in de bewezenverklaring vermelde aantijgingen aan de daarin genoemde personen is gehandeld met het kennelijke doel om aan die aantijgingen ruchtbaarheid te geven – gelet op hetgeen is vooropgesteld – geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend is gemotiveerd. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat het hof heeft vastgesteld dat de uitlatingen zijn gedaan tegenover meerdere personen en dat uit de aan deze personen gestelde vragen kan worden afgeleid dat is beoogd dat de aantijgingen bekend zouden worden respectievelijk onder een breder publiek besproken zouden worden. (Zie ook: SR-2016-0435.)