Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
18 november 2016

Rechtspraak

Hypotheekfraude, valsheid in geschrift.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie onder meer valsheid in geschrift en oplichting is bewezenverklaard, over de beslissingen tot afwijzing van de op zitting in hoger beroep gedane verzoeken tot het horen van een getuige en dat de bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid. Ten aanzien van de eerstgenoemde klacht van verdachte heeft de verdediging tijdig bij appèlschriftuur nadere onderzoekswensen geformuleerd en ter terechtzitting verzocht getuigen te horen en als toelichting – kort gezegd – aangevoerd dat er zeer eenzijdig en belastend door de getuigen is verklaard en dat het er alle schijn van heeft, al dan niet op aangeven verhoorders, dat de afgelegde verklaringen opzettelijk extra zijn aangezet kennelijk omdat deze zaak op de televisie is geweest. Daarnaast wil de raadsman de getuigen bevragen over eventuele afspraken over vervolging in ruil voor verdachte belastende verklaringen. Met betrekking tot de toelichting die de raadsman heeft gegeven is het hof op geen enkele wijze duidelijk geworden om welke getuigen het gaat met betrekking tot eventuele afspraken over niet-vervolging in ruil voor belastende verklaringen. Hetzelfde geldt voor de getuigen die naar aanleiding van de televisie-uitzending hebben verklaard. Het hof zal het verzoek in zoverre afwijzen, waarbij het hof opmerkt dat de nader toe te wijzen getuigen bij gelegenheid van hun verhoor daarover kunnen worden bevraagd. Het hof wijst bij tussenarrest het verzoek de getuigen te doen horen af. Ter zitting van het hof heeft de raadsman het verzoek opnieuw gedaan. De Hoge Raad overweegt dat de maatstaf bij de beoordeling van dergelijke verzoeken is of het hof het horen van de getuigen noodzakelijk acht. Het hof heeft overwogen dat de getuige vermoedelijk woonachtig is op Malta en een concreet adres ontbreekt. Het hof wijst het verzoek tot het horen van de getuige af, omdat op dit moment niet te verwachten valt dat de getuige te traceren is en binnen een redelijke termijn gehoord kan worden. De Hoge Raad oordeelt dat, mede gelet op hetgeen aan die verzoeken ten grondslag is gelegd, dat de beslissing tot afwijzing van de verzoeken tot het horen van de getuige door het hof bij het tussenarrest en in de bestreden uitspraak, zonder nadere, doch ontbrekende motivering niet begrijpelijk zijn. Ten aanzien van laatstgenoemde klacht heeft het hof na opsomming van de bewijsmiddelen overwogen dat de genoemde facturen zijn gebruikt om gelden uit de bouwdepot(s) te verkrijgen. De rechtbank heeft slechts bewezenverklaard dat de bv een niet-bestaand bedrijf is, echter correspondeert het KvK-nummer dat op de facturen is gebruikt niet met het nummer waaronder het bedrijf bij de KvK staat ingeschreven. In zoverre zijn de gebruikte facturen vals. De Hoge Raad oordeelt dat, aangezien de bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte – kort gezegd – opzettelijk de in de bewezenverklaring genoemde geschriften valselijk heeft opgemaakt, niet zonder meer uit de gebezigde bewijsvoering kan worden afgeleid, de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.