Naar boven ↑

Annotatie

mr. dr. P.A.M. Mevis
3 februari 2020

Rechtspraak

Naast wijzen op het gebrek in de motivering van de bewezenverklaring ook wijzen op de redengevendheid van het bewijsmiddel dat gebrekkig gemotiveerd is

Aantekening bij HR 25 september 2012, LJN BX5014

Het arrest is een voorbeeld van een van de betrekkelijk veel ingangen waarin de Hoge Raad, ondanks dat hij cassatierechter is, de bewijsvoering van de feitenrechter kan controleren. Ingevolge artikel 359 lid 3 Sv dient het arrest de voor de bewezenverklaarde redengevende feiten en omstandigheden te bevatten, de uitzondering van het niet uitgewerkte verkorte arrest daargelaten. Dat het arrest alleen de redengevende feiten en omstandigheden dient te bevatten, maakt dat de rechter daarbij het betreffende, redengevende deel uit het onderliggende bewijsmateriaal dat in een wettig bewijsmiddel is opgenomen, dient te selecteren en in het vonnis dient over te nemen (zonder het origineel daarbij te denatureren).

Die eis stelt de Hoge Raad ook aan een PROMIS-vonnis, zij het dat daaraan op een andere wijze, te weten met behulp van verwijzing via voetnoten, inhoud aan het bewezenverklaarde wordt gegeven. De Hoge Raad kan dan, met de bewezenverklaring in de hand, controleren of de als zodanig in het arrest weergegeven redengevende feiten en omstandigheden ook inderdaad redengevend voor de bewezenverklaring, als conclusie uit deze feiten en omstandigheden is voortgekomen. Als het hof dan zelf een verklaring van de verdachte eerst als niet aannemelijk kwalificeert, kan die verklaring, althans niet zonder nadere toelichting waarin bijvoorbeeld wordt uitgelegd dat het een leugenachtige verklaring betreft, uiteraard niet redengevend zijn. Deze formele constatering is voldoende om een gebrek in de motivering van de bewezenverklaring te doen ontstaan. Uit het arrest vloeit voort dat de Hoge Raad bij een dergelijk gebrek echter in de regel niet casseert, als de betreffende, ten onrechte als redengevend feit aangemerkte omstandigheid – naar het oordeel van de Hoge Raad – in het geheel van de bewijsvoering van ondergeschikte betekenis is. Het moet raadslieden worden aangeraden in voorkomende gevallen in het cassatiemiddel aan te geven dat daarvan geen sprake is en het gebrek dus wel tot cassatie dient te leiden.