De Hoge Raad herhaalt HR 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3079, NJ 2009/349. Uit de enkele omstandigheid dat de advocaat die verdachte na zijn aanhouding voorafgaand aan zijn eerste verhoor door de politie heeft geraadpleegd niet heeft medegedeeld dat hij bij het verhoor van verdachte aanwezig wenste te zijn, kan niet volgen dat verdachte ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van het recht zich tijdens het verhoor door de politie te laten bijstaan door een raadsman of een andere vertrouwenspersoon. ’s Hofs oordeel dat ‘onder deze omstandigheden geen sprake [is] van schending van de geldende normen ten aanzien van rechtsbijstand van de verdachte’ is niet begrijpelijk. Het hof had de verklaring die de minderjarige verdachte heeft afgelegd zonder dat hij tijdens het verhoor door een raadsman of andere vertrouwenspersoon is bijgestaan niet voor het bewijs mogen bezigen. Gelet op de inhoud van de verklaring die verdachte op de terechtzititng in eerste aanleg heeft afgelegd en die door het hof als bewijsmiddel is gebruikt, moet worden geoordeeld dat verdachte geen rechtens te respecteren belang heeft bij vernietiging van het bestreden arrest. Het middel kan niet tot cassatie leiden.
Hoge Raad, 21-01-2014