De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2013:2001, m.bt. het verwerven en voorhanden hebben van voorwerpen verkregen uit eigen misdrijf. In die gevallen waarin sprake is van voorwerpen die ‘middellijk’ afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf doordat direct uit misdrijf afkomstige voorwerpen nadien zijn omgezet in andere voorwerpen, doet zich niet de in ECLI:NL:HR:2013:2001 bedoelde situatie voor waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die daardoor de uit dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig maakt aan het witwassen van die voorwerpen. Dat brengt mee dat er in beginsel geen grond is de in ECLI:NL:HR:2013:2001 bedoelde rechtsregels ook toe te passen op dergelijke gevallen, nu het automatisme dat deze rechtsregels beogen tegen te gaan, zich in die gevallen niet voordoet. Uit ’s hofs bewijsvoering kan worden afgeleid dat genoemde voorwerpen en banktegoeden niet ‘onmiddellijk’ afkomstig zijn uit het ten laste van verdachte onder 1 bewezenverklaarde misdrijf, zodat het hof de gedragingen van de verdachte m.b.t. die voorwerpen terecht en zonder tot motivering gehouden te zijn heeft gekwalificeerd als witwassen.
Hoge Raad, 25-03-2014