Bevat de tenlastelegging voldoende duidelijke opgave van het feit als bedoeld in artikel 261 Sv en heeft het hof de grondslag van de tenlastelegging verlaten?

Beoordelingscriteria herziening.

Heeft de verdachte als ‘leider’ deelgenomen aan de criminele organisatie?

Had het hof afzonderlijk moeten beslissen op de opmerking van de raadsman met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn ten aanvang van de betekening van de verstekmededeling van het vonnis van de rechtbank?

Mocht het hof rekening houden met twee eerdere veroordelingen wegens het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, die ten tijde van het bewezen verklaard rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs niet onherroepelijk waren?

Kon het hof oordelen dat door of namens de verdachte geen schriftuur houdende grieven is ingediend en dat de verdachte mede daarom niet-ontvankelijk wordt verklaard in hoger beroep?

Kon het hof oordelen dat de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend en dat de verdachte mede daarom niet-ontvankelijk wordt verklaard in hoger beroep?

Kon het hof de ten laste gelegde diefstal bewezen verklaren ondanks het verweer dat de verdachte toestemming had om het geld toe te eigenen?

Heeft het hof de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd en niet in het bijzonder de redenen opgegeven waarom het is afgeweken van de door de verdediging naar voren gebrachte uitdrukkelijk onderbouwde standpunten?