Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
3 juli 2020

Rechtspraak

Ontoerekeningsvatbaarheid na wodka en speed. Commentaar bij Hoge Raad 30 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1073.

De verdediging klaagt namens de verdachte, ten aanzien van wie poging doodslag meermalen gepleegd, opzettelijke brandstichting en vernieling meermalen gepleegd is bewezen verklaard, dat het hof het verweer dat de feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend, omdat hij handelde vanuit een acute psychose terwijl de mate waarin het gebruik van amfetamine en alcohol het psychisch functioneren kon beïnvloeden niet voorzienbaar was, ten onrechte althans op ontoereikende gronden heeft verworpen.

Het hof heeft het door de verdediging gevoerde verweer als volgt samengevat en verworpen. De raadsman heeft bepleit dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard en derhalve ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hij heeft hiertoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat op grond van de rapporten van de deskundigen en hun verklaringen ter terechtzitting bij de rechtbank vaststaat dat verdachte de feiten gepleegd heeft onder invloed van een psychose. Het handelen van verdachte is ingegeven door de paranoïde waanbeelden, er was geen enkele ruimte voor verdachte om vrije keuzes te maken. Culpa in causa – dat wil zeggen het eigen aandeel van verdachte aan de psychose – staat niet in de weg aan de volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Verdachte was zich er niet van bewust dat zijn middelengebruik een psychose kon veroorzaken, ook kon hij dit niet redelijkerwijs voorzien. Verdachte heeft eerder – los van elkaar – amfetamine en wodka gebruikt. Dit eerdere gebruik is onproblematisch geweest. Bovendien heeft hij ook geen grote hoeveelheid gebruikt. Daarnaast heeft hij de drug bij dezelfde persoon afgenomen als van wie hij het bij eerder gebruik gekocht had. Er kan niet gesteld worden dat het ontstaan van psychoses als gevolg van amfetaminegebruik in combinatie met alcohol een feit van algemene bekendheid is.

Het hof oordeelt dat psychiater Kaiser en psycholoog De Groot beiden tot de conclusie zijn gekomen dat verdachte beschouwd moet worden als verminderd toerekeningsvatbaar. De deskundigen hebben dit oordeel onder meer gebaseerd op de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde in een psychose/paranoïde waan verkeerde. Deze psychotische stoornis is veroorzaakt door het middelengebruik, te weten een combinatie van amfetamine en alcohol. Deskundige Kaiser stelt dat de psychose wisselend aanwezig lijkt te zijn geweest tijdens het ten laste gelegde, zodat niet nauwkeurig te bepalen is in welke mate hij keuzes kon maken. Hij heeft volgens de deskundige verschillende keuzemomenten gehad met als motivatie daaronder zijn paranoïde waan. In die zin komt zijn handelen niet direct voort uit de stoornis en zou het hem verminderd toe te rekenen zijn, aldus de deskundige.

Met de rechtbank overweegt het hof dat vaststaat dat verdachte voorafgaand aan het ten laste gelegde amfetamine en vervolgens wodka heeft gebruikt. Volgens verdachte gaat het om ongeveer twee derde gram amfetamine en heeft hij samen met medeverdachte een vijfde van een fles wodka van ongeveer 0,5 of 0,7 liter gedronken. Verder volgt uit de verklaringen van verdachte dat hij vaker amfetamine heeft gebruikt en dat hij wist dat dit gebruik effect had op zijn psychische toestand. Ook heeft hij bij zijn vader gezien dat het gebruik van alcohol tot agressie kon leiden. Ter zitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij wist dat amfetamine een harddrug is en dat gebruik ervan in Nederland strafbaar is. Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat verdachte kon weten dat het gebruik van dit verdovende middel niet ontbloot is van risico’s en dat voorzienbaar is dat het – al dan niet met alcohol gecombineerde – gebruik van een dergelijk middel tot riskant gedrag ten aanzien van derden kan leiden. Niet voor niets is amfetamine een stof waarvan de wetgever vanwege de daaraan voor de volksgezondheid verbonden risico’s zelfs het enkele aanwezig hebben heeft verboden. Van algemene bekendheid is dat het psychisch functioneren na het gebruik van een dergelijk middel van persoon tot persoon kan verschillen. Verdachte heeft dan ook bij zijn gebruik van amfetamine in combinatie met wodka ook de kans op een psychose en het handelen dat daaruit voort kan vloeien kunnen voorzien. Onder deze omstandigheden is het hof – met de rechtbank – van oordeel dat verdachte strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn handelen en de gevolgen daarvan, maar in verminderde zin. Het hof neemt de conclusies van de deskundigen over ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.

De Hoge Raad haalt artikel 39 Sr aan en oordeelt dat voor zover de klacht op de opvatting berust dat de feiten slechts dan aan de verdachte zouden kunnen worden toegerekend als hij wist, dan wel moest weten, dat het gebruik van amfetamine en wodka een psychotische stoornis zou kunnen veroorzaken en voorts ook het concrete gevolg daarvan – het plegen van de onderhavige strafbare feiten – redelijkerwijs voorzienbaar was, die opvatting geen steun vindt in het recht. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof dat de feiten in verminderde zin aan de verdachte kunnen worden toegerekend, geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend gemotiveerd is. De omstandigheid dat de invloed van de door de verdachte ingenomen middelen verderstrekkend is geweest dan hij had voorzien, maakt dat niet anders.