Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
22 mei 2020

Rechtspraak

Vrijwillige terugtred poging tot zware mishandeling. Commentaar bij Hoge Raad 19 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:895.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie onder meer poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade tegen haar echtgenoot is bewezen verklaard, over de verwerping door het hof van het verweer dat sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b Sr.

Het hof heeft ten aanzien van de klacht overwogen dat het vooropstelt dat van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b Sr sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.

Het hof stelt aan de hand van het onderzoek ter terechtzitting vast dat verdachte welbewust insuline bij aangever heeft geïnjecteerd en hierbij de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Pas toen verdachte op maandagochtend – ruim een dag na toediening van de insuline – zag dat het niet goed ging met aangever heeft zij de ambulance gebeld. Zij heeft geen nadere informatie over aangever aan de ambulancebroeders gegeven en verzwegen dat zij aangever heimelijk geïnjecteerd had met insuline. Dat men al snel kon constateren dat de glucosewaarden in het bloed erg laag waren en hiernaar gehandeld heeft, is niet te danken aan verdachte. Het optreden van verdachte in deze, namelijk het enkel bellen van 112, kan niet worden beschouwd als een naar aard en tijd geschikte gedraging om het intreden van het gevolg – het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel – te beletten. Juist het (tijdig) verstrekken van informatie over de insulinetoediening was essentieel om adequaat medisch handelen mogelijk te maken en te bevorderen. Van vrijwillige terugtred door de verdachte is derhalve geen sprake geweest. De door de verdediging naar voren gebrachte omstandigheid dat verdachte aangever nog wat te eten heeft gegeven voordat hij meeging met de ambulance, brengt het hof niet tot een ander oordeel.

De Hoge Raad haalt artikel 46 Sr aan en overweegt dat bij de beoordeling van de klacht voorop moet worden gesteld dat de vraag of gedragingen van de verdachte de conclusie rechtvaardigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn – mede gelet op de aard van het misdrijf – afhangt van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat in geval van een voltooide poging voor het aannemen van vrijwillige terugtred veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten (vgl. ECLI:NL:HR:2007:AZ6709).

De Hoge Raad overweegt dat het hof vastgesteld heeft dat de verdachte in de nacht van 22 op 23 november 2014 rond 2.00 uur een hoeveelheid insuline bij haar echtgenoot heeft ingespoten, dat hij zich daarna erg wankel op de benen, beroerd en moe voelde, dat de verdachte maandagmorgen 24 november 2014 vond dat hij er niet goed uitzag en dat zijn mond scheef hing en dat zij toen – intussen ruim een dag na toediening van de insuline – het 112-alarmnummer heeft gebeld. Het gearriveerde ambulancepersoneel heeft daarop geconstateerd dat het slachtoffer, wiens bloed toen een glucosewaarde van 1.6 mmol/1 bleek te hebben, niet wekbaar was en heeft hem glucose toegediend. Het hof heeft verder vastgesteld dat bij lage glucosewaarden van 1-2 mmol/l convulsies en coma kunnen optreden en dat de verdachte – die van het risico van een coma bij lage glucosewaarden op de hoogte was – tegenover het ambulancepersoneel heeft verzwegen dat zij insuline bij het slachtoffer had ingespoten. De Hoge Raad oordeelt dat het op deze vaststellingen gebaseerde oordeel van het hof dat het beroep op vrijwillige terugtred dient te worden verworpen omdat de verdachte niet zodanig is opgetreden dat dit optreden naar aard en tijdstip geschikt was het intreden van het gevolg te beletten, in het licht van wat is vooropgesteld, geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en – ook in het licht van hetgeen van de zijde van de verdediging in hoger beroep is aangevoerd – toereikend gemotiveerd is.