Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
3 april 2020

Rechtspraak

Schatting wederrechtelijk verkregen voordeel. Commentaar bij Hoge Raad 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:555.

De verdediging klaagt namens verdachte, in een ontnemingszaak met betrekking tot een hennepkwekerij, dat de schatting door het hof van het met de hennepkwekerij aan het perceel te Westervoort verkregen wederrechtelijk voordeel, ontoereikend is gemotiveerd.

Het hof heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 206.817,71. De uitspraak met betrekking tot die schatting houdt in:

‘Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank over ten aanzien van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dat uit de hennepkwekerij te Westervoort is verkregen.

In het pand te Westervoort waren twee ruimtes waar hennepplanten stonden. De slaapkamer A, waar 255 hennepplanten stonden; en de zolderruimte B, waar 580 hennepplanten stonden. In beide ruimtes bevonden zich 19 hennepplanten per vierkante meter.

Volgens de tabel in het BOOM rapport van april 2005 bedraagt de opbrengst per plant in dit geval 26,2 gram.

De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken.

(...)

Winst totaal per oogst = € 45.959.49.

Uit de in het strafvonnis weergegeven bewijsmiddelen volgt dat door de verdachten diverse panden speciaal werden gehuurd ten behoeve van de hennepkweek. De gehuurde panden waren ook niet als woning ingericht. Het perceel te Westervoort werd met ingang van augustus 2007 gehuurd en de hennepkwekerij werd aldaar op 28 mei 2009 ontdekt en was niet als woning ingericht. In die periode werd door buurtbewoners gezien dat de luxaflex in het pand altijd dicht was. Verder werd door een getuige verklaard dat zij gezien had dat er gevulde plastic zakken en veel hout en plaatmateriaal de woning werd binnengedragen.

De rechtbank acht daarom aannemelijk dat vanaf augustus 2007 tot 28 mei 2009 een in werking zijnde hennepkwekerij is geweest. Uitgaande van die periode en een kweekcyclus van 10 weken per oogst, is er sprake van 9 oogsten. Dat maakt dat voor dit pand het totale wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gesteld op (9 x € 45.959,49 =) € 413.635,41.

Aannemelijk is voorts dat veroordeelde niet als enige voordeel heeft gehad van dit pand.

Naast veroordeelde is ook een andere betrokkene veroordeeld voor de hennepkwekerij in dit pand. De rechtbank zal daarom, nu ook niet anderszins is gebleken, het voordeel pondsgewijs verdelen. Dat maakt dat voor veroordeelde het wederrechtelijk verkregen voordeel van de hennepkwekerij aan het perceel te Westervoort uitkomt op een bedrag van € 413.635.41 : 2 = € 206.817,71.

Het hof ziet geen redenen om van deze berekening af te wijken. De verklaring van veroordeelde, inhoudende dat hij € 50.000,- heeft verdiend aan de kwekerijen middels drie oogsten, acht het hof onvoldoende onderbouwd en niet aannemelijk geworden.’

De Hoge Raad overweegt dat het hof deze schatting onder meer heeft ontleend aan het volgende bewijsmiddel:

‘Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (als bijlage pagina 1113-1114 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 29 mei 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van andere getuige:

Ik woon op een adres te Westervoort. Mij is opgevallen dat er in het jaar 2007 mensen kwamen wonen in de woning aan dezelfde straat. Het was een gezin bestaande uit een man en een vrouw en een kind. Deze mensen waren van Turkse afkomst. De man stelde zich voor en vertelde mij dat hij een café/restaurant had in Doesburg. Deze mensen zijn nu een jaar weg uit de woning. Ik heb de man echter wel meerdere keren terug gezien. In de zomer van 2008 kwamen er twee andere bewoners in deze woning. Het waren een vrouw en een man. Het was voor mij duidelijk dat het buitenlandse mensen waren. Tegelijkertijd begon het met veel geluiden in de woning. Ik hoorde vooral veel getimmer. Eigenlijk in dezelfde periode dat de nieuwe buren kwamen wonen, verscheen er een busje in de straat. Uit dat busje kwamen in mijn ogen “jonge piemkes”. Volgens mij waren het een zestal personen.’

De Hoge Raad overweegt dat het hof geoordeeld heeft dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit negen oogsten in de periode van augustus 2007 tot 28 mei 2009. De Hoge Raad oordeelt dat, gelet op de door het hof gebruikte verklaring van de andere getuige en in het licht van wat door en namens de betrokkene is aangevoerd, dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk is.