Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
13 maart 2020

Rechtspraak

Afwijzing verzoek verwijzing naar kantonrechter. Commentaar bij Hoge Raad 10 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:396.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie handelen in strijd met artikel 27 lid 1 WWM is bewezen verklaard, over over de afwijzing door het hof van het verzoek het onder parketnummer 09-171013-17 ten laste gelegde feit naar de kantonrechter te verwijzen.

Het hof heeft in zijn uitspraak met betrekking tot het verzoek tot verwijzing overwogen dat de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep in de zaak met parketnummer 09‑171013-17 primair om verwijzing naar de kantonrechter heeft verzocht. De politierechter zou niet bevoegd zijn geweest om deze zaak te behandelen aangezien het een overtreding betreft. De advocaat-generaal heeft zich niet verzet tegen het verzoek om verwijzing. Het hof overweegt hieromtrent dat de dagvaarding met parketnummer 09-171013-17 één ten laste gelegd feit bevat, welk feit een overtreding is. Een overtreding moet ingevolge artikel 382 Sv voor de kantonrechter worden vervolgd. De dagvaarding was echter aangebracht bij de politierechter. Artikel 349 lid 2 Sv bepaalt dat in een dergelijke omstandigheid de politierechter het feit op verzoek van de verdachte of ambtshalve ‘kan’ verwijzen naar de kantonrechter. De politierechter heeft derhalve een discretionaire bevoegdheid en is niet verplicht om tot verwijzing over te gaan. Het hof is van oordeel dat er onvoldoende termen aanwezig zijn om terug te wijzen naar de kantonrechter, nu er geen andere argumenten door de verdediging zijn aangevoerd dan dat een eventuele veroordeling door een kantonrechter, mede gelet op de vermelding daarvan op het strafblad van de verdachte, te verkiezen valt boven een veroordeling door de politierechter.

De Hoge Raad overweegt dat bij de beoordeling van de klacht artikel 349 lid 2 Sv en artikel 382 Sv van belang zijn en haalt de bepalingen aan. De Hoge Raad overweegt dat artikel 382 Sv bepaalt welke strafbare feiten voor de kantonrechter vervolgd worden. Indien zo’n feit bij een andere kamer van de rechtbank aanhangig is gemaakt kan de rechter ingevolge artikel 349 lid 2 eerste volzin Sv – afgezien van het in de tweede volzin van dat artikellid genoemde geval – het feit verwijzen naar de kantonrechter. De Hoge Raad overweegt dat de klacht op de opvatting steunt dat de rechter naar de kantonrechter moet verwijzen na een daartoe strekkend verzoek van de verdachte. De Hoge Raad oordeelt dat die opvatting onjuist is.