Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
8 januari 2020

Rechtspraak

ISD-maatregel: stelselmatige dader?

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie feitelijk leidinggeven aan het meermalen opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, is bewezen verklaard, over de aan de verdachte opgelegde ISD-maatregel. Daartoe voert het aan dat het hof bij de beoordeling of sprake is van een ‘zeer actieve veelpleger’ ten onrechte heeft meegewogen de bewezen verklaarde gevoegde misdrijffeiten in de zaken met de parketnummers. 03/700254-16 en 03/700463-15.

Het hof heeft het door de raadsman ter zitting in hoger beroep gevoerde verweer ten aanzien van de opgelegde ISD-maatregel, als volgt samengevat en verworpen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat oplegging van een ISD-maatregel niet mogelijk is omdat niet wordt voldaan aan de in de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders)’ opgenomen definitie van een zeer actieve veelpleger. Meer in het bijzonder zou niet zijn voldaan aan het vereiste dat moet blijken van ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit. Ter onderbouwing hiervan heeft de verdediging aangevoerd dat in dat kader geen acht mag worden geslagen op de thans aan het oordeel van het hof onderworpen gevoegde ten laste gelegde misdrijffeiten onder de parketnummers 03/700463-15, 03/700285-16 en 03/700254-16. Volgens de verdediging is dan het eerste misdrijffeit gelegen voor 29 mei 2016, de zaak met parketnummer 03-700314-14. Welke feiten dateren van 2014, derhalve gelegen buiten voormelde peilperiode van twaalf maanden vanaf 29 mei 2016.

Het hof overweegt dienaangaande dat het vooropstelt dat in deze zaak de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders)’, geldend vanaf 1 januari 2014 toepasselijk is. Deze richtlijn vervangt de richtlijn zoals deze gold in de periode van 1 juli 2009 t/m 31 december 2013. De belangrijkste wijzigingen in de richtlijn ten opzichte van de vorige richtlijn zijn:

- een verbreding van de kwalificatiecriteria voor veelplegers, zeer actieve veelplegers en stelselmatige daders; door in plaats van processen-verbaal misdrijffeiten te tellen;

- een andere definitie van het laatste pleegjaar.

Het hof stelt voorop dat de richtlijn dient te worden beschouwd als ‘recht’ in de zin van artikel 79 RO. In het geval van oplegging van de ISD‑maatregel dient dan ook te zijn voldaan aan zowel de eisen van de wet zoals die voortvloeien uit artikel 38m Sr als aan de eisen van de richtlijn. Beginselen van behoorlijke rechtspleging staan eraan in de weg dat de rechter, die vaststelt dat een vordering tot oplegging van de ISD-maatregel in strijd is met de richtlijn, niettemin de ISD‑maatregel oplegt. Volgens de richtlijn kan een ISD-maatregel worden opgelegd aan zeer actieve veelplegers die aan een aantal voorwaarden voldoen. Een zeer actieve veelpleger in de zin van voornoemde richtlijn is een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.

De vraag in de onderhavige zaak is, of aan de eis dat ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijf is voldaan. Voor zover de verdediging als uitgangspunt voor deze telling heeft genomen het aantal opgemaakte processen-verbaal gaat zij uit van een onjuiste lezing van voormelde richtlijn. Kenmerkend daarin is niet de telling van het aantal opgemaakte processen-verbaal maar van het aantal misdrijffeiten. Het gevolg hiervan kan zijn dat een proces-verbaal met daarin meerdere misdrijffeiten reeds voldoende kan zijn om te voldoen aan het criterium van (actieve) veelpleger. Toegepast in de onderhavige zaak stelt het hof vast dat het meest recente misdrijffeit dateert van 29 mei 2016 (parketnummer 03/700285-16). Verder blijkt van meerdere misdrijffeiten in de periode teruggerekend over twaalf maanden vanaf 29 mei 2016. Te weten 11 mei 2016 (parketnummer 03/700254-16), 4 september 2015 en 15 juni 2015 (parketnummer 03‑700463‑15). Naar het oordeel van het hof is daarmee voldaan aan voornoemde in de richtlijn gestelde voorwaarde. Voor zover de verdediging zich op het standpunt heeft gesteld dat gevoegde misdrijffeiten niet mogen meetellen, stelt het een eis die naar het oordeel van het hof niet in vorenstaande richtlijn wordt gesteld. Het hof verwerpt het andersluidende standpunt van de verdediging. Door de verdediging is niet betwist, zoals de rechtbank op juiste wijze heeft vastgesteld, dat naast de voorwaarden uit voormelde richtlijn tevens is voldaan aan de voorwaarden gesteld in artikel 38m Sr.

De Hoge Raad overweegt dat artikel 38m lid 1 Sr, artikel 259 Sv, artikel 285 lid 1 en 2 Sv (overeenkomstig art. 415 lid 1 Sv in hoger beroep van overeenkomstige toepassing) en artikel 412 lid 4 Sv bij de beoordeling van de klacht van belang zijn. De Hoge Raad haalt de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders), Stcrt. 2013, 35061 (hierna: de richtlijn) voor zover van belang aan en overweegt dat de rechter ingevolge artikel 38m lid 1 Sr de ISD-maatregel slechts kan opleggen op vordering van het Openbaar Ministerie. Gelet op onder meer de strikte afgrenzing die de richtlijn aanbrengt ten aanzien van de gevallen waarin plaats is voor het vorderen van de ISD-maatregel, staan beginselen van behoorlijke rechtspleging eraan in de weg dat de rechter, indien hij vaststelt dat een dergelijke vordering is gedaan in strijd met de richtlijn, niettemin de ISD-maatregel oplegt (vgl. ECLI:NL:HR:2009:BH9943). De Hoge Raad overweegt dat de richtlijn een aantal eisen vermeldt waaraan moet zijn voldaan, voordat sprake is van een ‘zeer actieve veelpleger’ als bedoeld in deze richtlijn tegen wie de oplegging van de ISD-maatregel kan worden gevorderd. Eén van deze eisen is dat over een periode van vijf jaren processen-verbaal zijn opgemaakt tegen de verdachte voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit. De Hoge Raad overweegt dat de klacht op de opvatting berust dat bij de beoordeling of is voldaan de genoemde eis, strafbare feiten die gevoegd aanhangig zijn gemaakt of waarvan op de terechtzitting de voeging is bevolen (en waarvan niet is vrijgesproken), niet mogen worden meegeteld. De Hoge Raad oordeelt dat die opvatting onjuist is.