Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
27 november 2019

Rechtspraak

Tanden uit gebit geslagen: zware mishandeling?

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie zware mishandeling is bewezen verklaard, onder meer dat de bewezenverklaring van het ten laste gelegde ontoereikend is gemotiveerd nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat sprake was van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 302 Sr.

De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen: - Het ambtsedig proces-verbaal van de Eenheid Rotterdam, opgemaakt en op 14 juli 2016 ondertekend door de opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als de op 14 juli 2016 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de aangeefster: ‘Ik zag en ik voelde dat de verdachte een beker waar nog bier inzat opzettelijk en met kracht tegen mijn gezicht sloeg. Ik werd helemaal duizelig. Ik voelde veel pijn op de plaats waar de verdachte de beker tegen mijn gezicht sloeg. Op dat moment was ik niet bang. Ik zag en ik voelde en ik rook bier op mijn gezicht en kleding. Ik zag ook dat ik onder het bloed zat. Ik voelde veel pijn aan mijn mond. Toen ik mijn mond zag schrok ik heel erg. Ik zag en ik voelde dat aan de bovenkant van mijn kaak in mijn mond, mijn tand eruit was geslagen. Ook zag en voelde ik dat er een tand was afgebroken. Ik zag en voelde dat aan de onderkant van mijn kaak in mijn mond, een tand was afgebroken. Ook zag en voelde ik dat een tand los zat. Ik zag een tand op de bank liggen. Ik had veel pijn.’

- Het ambtsedig proces-verbaal van de Eenheid Rotterdam, opgemaakt en op 29 juli 2016 ondertekend door een andere opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als de op 29 juli 2016 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de getuige:

‘Ja ik was daar samen met aangeefster en de verdachte in de woning. We waren aan het drinken en muziek aan het luisteren. Toen ineens “bam” en ik zag bloed en ik hoorde aangeefster “aauuww” roepen. Ik zag toen alleen bloed. Ik ben haar toen gaan helpen en ik had een handdoek bij haar mond gedaan. Ik zag dat er vier tanden weg waren.’

- Het ambtsedig proces-verbaal van de Eenheid Rotterdam, opgemaakt en op 22 juli 2016 ondertekend door twee andere opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende als de op 4 juli 2016 bevindingen van de verbalisanten of een van hen:

‘Wij, verbalisanten, zagen direct dat aangeefster haar lippen verdikt waren en dat er wat bloed rond haar mond zat. Daarnaast zagen wij dat één van haar voortanden deels was afgebroken.

- Het ambtsedig proces-verbaal van de Eenheid Rotterdam, opgemaakt en op 18 oktober 2016 ondertekend door de reeds genoemde andere opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende fotobijlagen.

De Hoge Raad overweegt dat als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, in elk geval kunnen worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Ten aanzien van gebitsschade, zoals afgebroken tanden, verdient opmerking dat, nu gebitsschade niet zonder meer kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, in beginsel nadere specifieke vaststellingen met betrekking tot in het bijzonder de noodzaak en de aard van het medische (tandheelkundige) ingrijpen, noodzakelijk zijn. Overigens kan relevant medisch ingrijpen ook bestaan uit een andere medische behandeling dan operatief ingrijpen (vgl. ECLI:NL:HR:2018:1051).

De Hoge Raad oordeelt, in aanmerking genomen dat de gebezigde bewijsmiddelen wat betreft de in de bewezenverklaring opgenomen ‘uitgeslagen tand(en)’ niets naders inhouden omtrent de eventuele noodzaak en aard van medisch (tandheelkundig) ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel, dat het oordeel van het hof dat het slachtoffer ten gevolge van de mishandeling zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen niet toereikend gemotiveerd is.