Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
13 november 2019

Rechtspraak

Uitgieten urine over lichaam van een ander: mishandeling?

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie mishandeling is bewezen verklaard, over de motivering van het teweegbrengen van ‘een hevige onlust veroorzakende gewaarwording’.

Het hof heeft met betrekking tot de bewezenverklaring onder meer vastgesteld dat de verdachte de inhoud van een fles urine over het slachtoffer heen gespoten heeft, dat deze penetrant ruikende urine over het gezicht, de haren en het shirt en in de mond van het slachtoffer is gekomen en dat het slachtoffer ten tijde van het opnemen van de aangifte nog steeds misselijk was.

De Hoge Raad overweegt dat onder ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 Sr verstaan moet worden het opzettelijk aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, het opzettelijk benadelen van de gezondheid alsmede – onder omstandigheden – het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, een en ander zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat (vgl. ECLI:NL:HR:2014:2677). De Hoge Raad oordeelt dat dat het hierop gebaseerde oordeel van het hof dat de verdachte aldus een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording, zoals hiervoor bedoeld, teweeg heeft gebracht en dat zij het slachtoffer heeft mishandeld, toereikend is gemotiveerd.