Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
5 juli 2019

Rechtspraak

Verlaten plaats ongeval als bedoeld in artikel 7 lid 1 WVW 1994.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie overtreding van artikel 7 lid 1 WVW 1994 is bewezen verklaard, over de motivering van de bewezenverklaring.

Het hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering – voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang – overwogen dat het op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vaststelt dat op 11 mei 2016 op de Vissershavenweg te Den Haag een ongeval heeft plaatsgevonden waarbij een Volkswagen Polo met een zeker kenteken betrokken was. De bestuurder van de auto heeft de plaats van het ongeval verlaten zonder zijn identiteit bekend te maken. Volgens aangever was de bestuurder een man met een Noord-Afrikaans uiterlijk van ongeveer 20 jaren oud. Volgens de getuige was de bestuurder een man met een Noord-Afrikaans uiterlijk van tussen de 18 en 25 jaren oud. Na bevraging van de RDW is gebleken dat de Volkswagen Polo met datzelfde kenteken ten tijde van het ongeval op naam van de verdachte stond. Het hof overweegt dat het gelet op het gegeven dat de auto ten tijde van het ongeval op naam van de verdachte stond en dat de verdachte voldoet aan de opgegeven signalementen van oordeel is dat, mede gelet op het feit dat hij zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen en derhalve niet heeft ontkracht dat hij heeft gereden, de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde de auto heeft bestuurd. Derhalve is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

De Hoge Raad overweegt dat bij de beoordeling van de klacht voorop dient te worden gesteld dat indien het gaat om feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend geacht worden voor de bewezenverklaring, de rechter die zich aldus – al dan niet in reactie op een bewijsverweer – beroept op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging

(a) die feiten of omstandigheden dient aan te duiden, en

(b) het wettige bewijsmiddel dient aan te geven waar die feiten of omstandigheden aan zijn ontleend (vgl. ECLI:NL:HR:2003:AF7985).

De Hoge Raad overweegt dat het hof blijkens zijn bewijsoverweging voor de bewezenverklaring redengevend heeft geacht dat de verdachte ‘voldoet aan de opgegeven signalementen’. De Hoge Raad oordeelt dat het hier een omstandigheid betreft die niet in de bewijsmiddelen is vermeld, terwijl het hof in zijn overweging evenmin het wettige bewijsmiddel aangegeven heeft waaraan het die omstandigheid heeft ontleend.