Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
26 juni 2019

Rechtspraak

Rijden zonder ongeldig rijbewijs.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie overtreding van artikel 9 lid 2 WVW 1994 is bewezen verklaard, dat het hof de bewezenverklaring ontoereikend heeft gemotiveerd, aangezien het hof de bewezenverklaring heeft doen steunen op een met de bewezenverklaring strijdig bewijsmiddel. De bewezenverklaring steunt op een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van verbalisant:

‘Ik, verbalisant, reed op 9 december 2016 omstreeks 15:37 uur over de Rijksweg A2 ter hoogte van hectometerpaal 89.0 links. Ik hoorde de catchken van het voertuig waarin ik reed afgaan en zag op het display de melding staan dat de tenaamgestelde van het voertuig voor mij een ongeldig verklaard rijbewijs had. Ik zag dat de auto voor mij het een bepaald kenteken had. Dit betrof een grijze Opel Corsa. Ik heb deze auto meegenomen naar de afrit en heb daar de bestuurder van de auto gecontroleerd. Ik vroeg de bestuurder naar zijn rijbewijs, echter had hij deze niet bij zich vertelde hij mij. Hij had ook geen identiteitsbewijs of paspoort bij zich. Hierop heb ik aan de bestuurder zijn naam en geboortedatum gevraagd. Hij gaf op verdachte te zijn (het hof begrijpt: de verdachte). Geboren op een datum in 1994. Wonende op een zeker adres.

Ik heb in de politiesystemen gekeken of dit klopte en dit was het geval. Toen ik deze naam in MEAS intypte, kwam er een foto naar voren welke gelijkend was op de man die achter het stuur zat.

Ik ben teruggelopen naar het voertuig en deelde de man mede dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en dat hij vanaf nu verdachte was van artikel 9 WVW 1994. Hierop hoorde ik verdachte zeggen: “dat klopt niet. Ik ben in juli ook al aan de kant gezet met hetzelfde verhaal, maar het klopt niet, want ik heb een brief van het CBR dat mijn rijbewijs weer geldig is.” Ik heb hem zelfs thuisgestuurd gekregen, alleen heb ik hem nu niet bij mij.

Ik heb in het politiesysteem gekeken en zag dat de verdachte op 19 juli 2016 eerder was staandegehouden ter zake van artikel 9 WVW 1994.

Omdat ik niet kon controleren of het rijbewijs nu wel of niet ongeldig verklaard was, heb ik de verdachte een proces-verbaal aangezegd en hem verteld dat hij een dagvaarding zal krijgen en dat hij dan de papieren van het CBR moest meenemen.

Ik hoorde hem zeggen dat hij dit ook al gedaan had voor de zaak in juli en dat hij daar nooit meer wat van had gehoord.’

Daarnaast steunt de bewezenverklaring op:

- een geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 aanhef en onder 5° Sv, te weten een besluit van het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, gedateerd 16 januari 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

‘Op 24 oktober 2014 hebben we u een brief gestuurd. In die brief staat dat u een cursus over verantwoord rijgedrag moet volgen. Helaas heeft u de cursus niet of niet op tijd betaald. U heeft de cursus dan ook niet gevolgd. Daarom hebben we besloten uw rijbewijs ongeldig te verklaren. U mag niet meer rijden vanaf 23 januari 2015’

- een geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 aanhef en onder 5° Sv, te weten een mailbericht van het CBR gedateerd 21 december 2016 als reactie op het verzoek de parketstukken met betrekking tot de kennisgeving van de ontzegging, het opleggen van een maatregel of overige correspondentie aan het CVOM toe te sturen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

‘Hierbij de door u opgevraagde stukken omtrent betrokkene (de verdachte). De brief d.d. 24 oktober 2014 is zowel aangetekend als onaangetekend verzonden. Beide brieven zijn niet retour gekomen. De brief d.d. 16 januari 2015 is zowel aangetekend als onaangetekend verzonden. Beide brieven hiervan zijn ook niet retour gekomen. Betrokkene heeft geen bezwaar ingediend. Het rijbewijs van betrokkene hebben wij ontvangen op 22 juli 2016 van het CVOM te Utrecht.’

De Hoge Raad overweegt dat het hof de bewezenverklaring zonder nadere motivering mede heeft doen steunen op de in het bewijsmiddel opgenomen verklaring van de verdachte dat het niet klopt dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard, dat hij een brief van het CBR heeft dat zijn rijbewijs weer geldig is en dat hij zijn rijbewijs zelfs thuisgestuurd heeft gekregen. De Hoge Raad oordeelt dat, nu die verklaring in strijd is met de bewezenverklaring, de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd is.