Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
16 mei 2019

Rechtspraak

Toewijzing gevorderde wijzinging tenlastelegging.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd, is bewezen verklaard, over de toewijzing door het hof van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging. Het hof heeft de vordering tot wijziging van de tenlastelegging deels toegewezen. Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt dienaangaande het volgende in:

‘De raadsman voert – zakelijk weergegeven – aan:

Meestal stem ik wel in met een wijziging van de tenlastelegging, maar in dit geval meen ik dat, als de vordering wordt toegewezen, er sprake zou zijn van een geheel ander feit. De officier van justitie heeft er destijds voor gekozen om de door mijn cliënt verstuurde emailberichten ten laste te leggen. In de voorgestelde wijziging worden echter ook gesprekken tussen mijn cliënt en [betrokkene 2] genoemd. Dat is iets geheel nieuws. Deze verbale bedreigingen zouden in februari 2015 zijn geuit. De bedreigingen per e-mail dateren van maart 2016. De officier van justitie heeft er destijds bewust voor gekozen om de e-mails in de tenlastelegging op te nemen, juist omdat betrokkene had verklaard dat hij zich niet bedreigd voelde door de verbale uitingen van mijn cliënt. De verbale uitingen hebben onvoldoende raakvlakken met de email berichten. Ik verzet mij tegen een integrale toewijzing van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging. Ik zou met een partiele toewijzing kunnen leven.

De advocaat-generaal merkt – zakelijk weergegeven – op:

Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient er bij een wijziging van de tenlastelegging te worden gekeken of de juridische strekking van het tenlastegelegde feit niet wordt gewijzigd en naar de eenheid van tijd en plaats. In casu blijft de juridische kwalificatie hetzelfde, dus dat is geen punt. In de oorspronkelijke tenlastelegging werd de verklaring van verdachte dat hij betrokkene invalide zou slaan wel genoemd. Deze verklaring komt, als je het dossier leest, niet terug in de e-mails, maar wel in de gesprekken met eerder genoemde betrokkene. Dat betekent dat na wijziging de tenlastelegging nog steeds hetzelfde feit betreft qua tijd en plaats, en de vordering kan worden toegelaten.’

De raadsman voert – zakelijk weergegeven – aan dat de bedreigingen in eerste aanleg telkens aan de e-mails werden gekoppeld. ‘De verbale bedreigingen zijn een nieuw strafbaar feit en zouden zelfs apart ten laste gelegd kunnen worden. Ik persisteer.’

Het hof is van oordeel dat niet de vorm waarin de uitlatingen zijn gedaan, maar de inhoud van deze uitlatingen de essentie van de ten laste gelegde bedreiging vormt. Nu de officier van justitie de verbale uitingen heeft opgenomen in de tenlastelegging is het hof van oordeel dat deze uitlatingen geen ander strafbaar feit vormen zoals bedoeld in artikel 68 Sr. De vordering tot wijziging van de tenlastelegging zal voor wat betreft de gedragingen vermeld achter het tweede gedachtestreepje worden toegelaten. Voor wat betreft de gedragingen die achter het eerste gedachtestreepje staan, merkt het hof op dat dit teksten uit e-mailberichten betreffen die niet eerder in de tenlastelegging werden genoemd. Het hof oordeelt dat dit andere strafbare feiten betreft zoals bedoeld in artikel 68 Sr. Het hof acht de vordering tot wijziging van de tenlastelegging voor wat betreft de gedragingen vermeld achter het eerste gedachtestreepje niet toelaatbaar.

De Hoge Raad overweegt dat blijkens de bestreden uitspraak de tenlastelegging is gewijzigd in: ‘hij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode in of omstreeks 2 februari 2015 tot en met 24 maart 2016 te Groenekan, gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, een persoon (te weten betrokkene 1) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte, opzettelijk dreigend - (indirect, in (een) gesprek(ken) met [betrokkene 2]), die [betrokkene 1] toegevoegd: “ik ga [betrokkene 1] wat aandoen” en/of “ik ga hem invalide slaan”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.’

De Hoge Raad oordeelt dat bij de vraag of sprake is van ‘hetzelfde feit’ de rechter in de situatie waarop artikel 313 Sv ziet de in de tenlastelegging en de in de vordering tot wijziging van de tenlastelegging omschreven verwijten dient te vergelijken. Bij die toetsing dienen de volgende gegevens als relevante vergelijkingsfactoren te worden betrokken.

(A) De juridische aard van de feiten.

Indien de ten laste gelegde feiten niet onder dezelfde delictsomschrijving vallen, kan de mate van verschil tussen de strafbare feiten van belang zijn, in het bijzonder wat betreft

(i) de rechtsgoederen ter bescherming waarvan de onderscheidene delictsomschrijvingen strekken, en

(ii) de strafmaxima die op de onderscheiden feiten zijn gesteld, in welke strafmaxima onder meer tot uitdrukking komen de aard van het verwijt en de kwalificatie als misdrijf dan wel overtreding.

(B) De gedraging van de verdachte.

Indien de tenlastelegging en de vordering tot wijziging daarvan niet dezelfde gedraging beschrijven, kan de mate van verschil tussen de gedragingen van belang zijn, zowel wat betreft de aard en de kennelijke strekking van de gedragingen als wat betreft de tijd waarop, de plaats waar en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht. Uit de bewoordingen van het begrip ‘hetzelfde feit’ vloeit reeds voort dat de beantwoording van de vraag wat daaronder moet worden verstaan, mede wordt bepaald door de omstandigheden van het geval. Vuistregel is nochtans dat een aanzienlijk verschil in de juridische aard van de feiten en/of in de gedragingen tot de slotsom kan leiden dat geen sprake is van ‘hetzelfde feit’ in de zin van artikel 68 Sr (vgl. ECLI:NL:HR:2011:BM9102).

De Hoge Raad overweegt dat de aan de verdachte verweten gedraging in de tenlastelegging omschreven is als – kort gezegd – bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling in of omstreeks de periode van 2 februari 2015 tot en met 24 maart 2016 te Groenekan, gemeente De Bilt, door middel van één of meer e-mailberichten. In de vordering tot wijziging van de tenlastelegging is de aan de verdachte verweten gedraging omschreven als – kort gezegd – bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling in of omstreeks de periode van 2 februari 2015 tot en met 24 maart 2016 te Groenekan, gemeente De Bilt, in gesprekken met eerder genoemde betrokkene. Zowel de tenlastelegging als de vordering tot wijziging van de tenlastelegging is toegesneden op artikel 285 Sr. De Hoge Raad oordeelt, in aanmerking genomen dat de juridische aard van de feiten identiek is en dat het verschil in de omschreven gedragingen wat betreft de aard daarvan van beperkte betekenis is, het oordeel van het hof dat door het toewijzen van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging sprake blijft van ‘hetzelfde feit’ in de zin van artikel 68 Sr, geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en ook niet onbegrijpelijk is.