Naar boven ↑

Annotatie

mr. J.H.J. Verbaan
10 september 2021

Rechtspraak

Motivering poging doodslag in het verkeer.

Commentaar bij HR 7 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1221.

De verdediging klaagt namens verdachte, ten aanzien van wie poging doodslag in het verkeer is bewezen verklaard, dat de motivering van de bewezen verklaarde poging tot doodslag wat betreft het opzet ontoereikend is.

Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder overwogen dat aan het hof de beantwoording van de vraag of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op slachtoffer voorligt. Daartoe is vereist dat er bij de verdachte sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer.

Het hof stelt voorop dat niet is gebleken dat de verdachte de intentie (het volle opzet) heeft gehad om het slachtoffer van het leven te beroven. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting valt immers niet op te maken dat de verdachte doelgericht op het slachtoffer is ingereden of haar doelbewust heeft aangereden.

Opzet op de dood kan echter ook worden aangenomen als sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er een slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van zijn gedragingen.

De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, of anders gezegd om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is bovendien vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).

Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die er (lichtvaardig) van is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld, en dus schuld heeft aan het ongeval, maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.

Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.

Bij de beoordeling of er in de onderhavige zaak sprake is van opzet in voorwaardelijke zin, heeft het hof het navolgende in aanmerking genomen.

Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte tijdens de nieuwjaarsnacht van 1 januari 2018, kort na 00.00 uur, onder invloed van alcohol, zonder over een geldig rijbewijs voor categorie B te beschikken, in zijn auto is gaan rijden, terwijl hij de maximum toegestane snelheid van 30 km/u in ernstige mate overschreed, er vuurwerk werd afgestoken en zich mensen op de stoep en op de straat bevonden. De verdachte heeft gezien dat het druk was op de stoep en dat er aan weerszijden van de weg auto’s geparkeerd stonden. Hij heeft de flitsen van het vuurwerk in de lucht gezien. De verdachte heeft pas kort voor de aanrijding gezien dat het slachtoffer (ondanks het feit dat zij lichte kleding aanhad) zich op de rijbaan bevond. De verdachte is met hoge snelheid tegen slachtoffer aangereden waarna zij op de motorkap is beland. De verdachte is niet gestopt maar met hoge snelheid doorgereden en is vervolgens, nadat zij van de motorkap af gevallen was, over haar be(e)n(en) gereden.

Het hof overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat door het gebruik van alcohol het reactievermogen afneemt, de waarneming slechter wordt en het derhalve moeilijker wordt om te rijden. Het risico op een ongeval neemt door het gebruik van alcohol dan ook aanzienlijk toe. Gelet op de soort weg waarop verdachte reed (te weten in een 30 kilometerzone) in een wijk met onder meer woningen en horeca, in aanmerking genomen dat het kort na twaalven in de nacht van de jaarwisseling was waardoor er veel mensen op straat verwacht konden worden die met elkaar het nieuwe jaar inluiden en op straat vuurwerk afsteken, het donker was, er langs de weg auto’s geparkeerd stonden en er sprake was van slecht zicht op de weg door de flitsen en de rook van het vuurwerk, en ook uitgaande van een situatie waarin de verdachte de ter plaatse geldende maximumsnelheid in ernstige mate (immers tweemaal de toegestane snelheid) heeft overschreden (het hof acht dit een hoge snelheid), overweegt het hof dat er sprake was van een reëel risico dat een verkeersongeval zou plaatsvinden met een dodelijke afloop.

Gelet op het voorgaande overweegt het hof dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de verdachte, door zich – onder de gegeven omstandigheden – op deze manier te gedragen, iemand zou aanrijden waardoor deze vervolgens zou komen te overlijden.

De verdachte wist dat hij (te) veel alcohol had gedronken en hij wist welke negatieve effecten alcohol heeft en kan hebben op zijn rijgedrag. De verdachte is hier immers al eerder onherroepelijk voor veroordeeld door de strafrechter. Bovendien was de verdachte bekend in de plaats, had hij vaker over de de bewuste straat gereden en kende hij de situatie ter plaatse. Ook was hij zich ervan bewust dat het nieuwjaarsnacht was, kort na 00.00 uur, en heeft hij gezien dat er mensen op straat waren en dat er vuurwerk werd afgestoken. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte zich ervan bewust was, dat de aanmerkelijke kans bestond dat iemand zich in een wijk met onder meer woningen en horeca op de rijweg zou bevinden en bij een aanrijding met de door hem gereden snelheid zou komen te overlijden.

Aan het hof ligt vervolgens voor de beantwoording van de vraag of door de verdachte deze kans ten tijde van de gedraging bewust is aanvaard (op de koop toe is genomen).

Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de verdachte geen inzicht heeft gegeven wat er in hem is omgegaan ten tijde van de aan hem verweten gedraging. De verdachte heeft slechts verklaard dat hij ten tijde van de aanrijding met het slachtoffer in paniek was, als gevolg van de aanrijding die kort daarvoor op een andere straat had plaatsgevonden. De bijrijder heeft bevestigd dat de verdachte na de aanrijding op de andere straat in paniek leek te zijn, maar zijn verklaring geeft geen nader inzicht in wat er verder bij de verdachte omging. Op de vraag aan de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep om de door hem genoemde paniektoestand nader te beschrijven en uit te leggen waaruit deze bestond, heeft de verdachte geen antwoord gegeven.

Het hof zal zich ter beantwoording van de vraag of er bij de verdachte sprake is geweest van een bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op een ongeval met dodelijke afloop, dan ook baseren op de aard en uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden. In dat verband kent het hof in het bijzonder betekenis toe aan het rijgedrag van de verdachte kort voorafgaand aan, ten tijde van en onmiddellijk na het ongeval, in het licht van de concrete omstandigheden van het geval. Het hof acht daartoe de volgende feiten en omstandigheden, die blijken uit de bewijsmiddelen, van belang.

De verdachte bevond zich op 31 december 2017 vanaf ongeveer 23.30 uur samen met een vriend, de bijrijder, op een straatfeest. Kort na middernacht zijn zij van het straatfeest vertrokken. Zij zijn in de auto van de verdachte gestapt, een grijze bestelbus van het merk Ford, type Transit Connect. De verdachte was de bestuurder van het voertuig. De verdachte wist op dat moment dat hij niet mocht rijden omdat zijn rijbewijs sinds 2007 ongeldig is verklaard en daarnaast had hij (te) veel alcohol (minstens zes glazen bier) gedronken. Daarnaar gevraagd heeft de verdachte ter zitting van het hof verklaard dat hij de ongeldigverklaring negeert omdat hij zijn auto nodig heeft voor zijn werk. Wat betreft de alcohol ging hij naar zijn zeggen ervan uit dat het op het randje zat. Voorafgaand aan het straatfeest, vanaf ongeveer 21.00 uur, had hij in ieder geval vier flesjes bier van 30 cl op en heeft hij vervolgens op het straatfeest ook nog een bekertje bier gedronken.

Op enig moment is de verdachte de genoemde andere straat opgereden, waar hij met onverminderde snelheid tegen een auto is gebotst, die stilstond voor het rode stoplicht. Volgens de aangever reed de verdachte heel hard, kon de verdachte niet meer remmen en voelde hij een enorme klap aan de achterzijde van zijn auto. Vervolgens is de verdachte een stukje achteruit gereden en is hij over het fietspad/trottoir de auto van aangever gepasseerd en daarna hard doorgereden de straat van de aanrijding met het slachtoffer op. Volgens de bijrijder gaf de verdachte daarbij flink gas bij. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij niet heeft opgelet en dat hij de auto die voor het rode verkeerslicht stond te wachten, alsmede het verkeerslicht zelf geheel over het hoofd heeft gezien. Na de botsing is hij in paniek geraakt en in die paniek is hij hard weggereden. Op de vraag ter zitting van het hof waarom hij in paniek is geraakt heeft de verdachte geantwoord dat hij dat niet weet. Op een vervolgvraag of dit mede te maken kan hebben gehad met het feit dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard en hij alcohol gedronken had, heeft hij geantwoord dat hij denkt dat dit er wel mee te maken had.

De verdachte is verder gereden over de laatstgenoemde straat, met naar zijn zeggen een snelheid van ongeveer 60 tot 70 km/u, zonder te remmen voor de verkeersdrempels die zich op deze weg bevinden. Vervolgens is hij met hoge snelheid tegen het slachtoffer aangereden, die op die straat vuurwerk stond op te rapen. De bijrijder schreeuwde tegen de verdachte dat hij iemand aanreed. Het slachtoffer werd weggeslagen door de bestelbus. Zij belandde via de voorruit op de motorkap en viel daarna, ongeveer 20 meter verder, van de motorkap af op de grond met haar benen op de rijbaan en de verdachte is met zijn bestelbus over haar be(e)n(en) gereden. Als gevolg van dit ongeval heeft zij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Getuigen hebben verklaard dat de bestelbus vervolgens weer gas bijgaf en met hoge snelheid wegreed. De verdachte is echter ook na deze tweede aanrijding doorgereden.

Ten aanzien van de situatie ter plaatse en de omstandigheden die nacht acht het hof het volgende van belang.

Ten tijde van het ongeval was het droog weer. Het wegdek van de rijbaan van de straat was droog. De openbare straatverlichting was aanwezig en in werking. Het wegdek van de straat verkeerde in goede staat van onderhoud.

De straat is een vrij smalle weg, met fietsstroken en parkeerplaatsen aan beide kanten van de weg. Er zijn woningen, winkels en horecabedrijven op relatief korte afstand aan de weg gesitueerd. Deze situatie dwingt tot het voorzichtig en rustig rijden op de weg. Er geldt ter plaatse dan ook een wettelijk vastgestelde maximumsnelheid van 30 km/u en er bevinden zich duidelijke verkeersdrempels in de weg. Deze maatregelen dienen ter bescherming van kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals fietsers en voetgangers. De verdachte heeft verklaard dat hij de straat kent, daar vaker heeft gereden en weet dat er verkeersdrempels in deze straat liggen. Tevens heeft hij verklaard dat hij zag dat aan weerszijden van de straat auto’s geparkeerd stonden. Desondanks heeft hij de maximum toegestane snelheid in grove mate overschreden en heeft hij zijn rijgedrag niet aan de situatie ter plaatste aangepast.

Daar komt bij dat de nacht waarin het ongeval plaatsvond, de nacht van de jaarwisseling betrof. De verdachte reed kort na middernacht, omstreeks 00.30 uur, over de straat. Het is algemeen bekend dat mensen in de nieuwjaarsnacht, kort na middernacht, naar buiten gaan om met elkaar het nieuwe jaar in te luiden en vuurwerk af te steken. Er konden aldus mensen op straat verwacht worden en niet alleen op de stoep, maar juist ook op de rijweg. Het is een feit van algemene bekendheid dat vuurwerk vaak op de rijbaan wordt afgestoken, zodat men daarna op de stoep op veilige afstand van het aangestoken vuurwerk dit vuurwerk kan bekijken en bewonderen. Daarnaast vindt het afsteken van vuurwerk plaats in het donker. Het is algemeen bekend dat vuurwerk flitsen en rook veroorzaakt, waardoor het zicht op de weg belemmerd kan worden. Al deze omstandigheden leiden tot de conclusie dat bestuurders van motorvoertuigen gedurende de nieuwjaarsnacht extra voorzichtigheid dienen te betrachten om ongevallen te voorkomen. Ook op deze straat werd vuurwerk afgestoken. Aldaar bevonden zich mensen op straat. Door de rook die afkomstig was van het vuurwerk was er, zoals op de camerabeelden te zien is, minder zicht op de weg. De verdachte heeft verklaard dat hij heeft gezien dat het druk was op de stoep langs de straat. Hoewel de verdachte wist dat het de nacht van de jaarwisseling was en zich bewust was van de aanwezigheid van de mensen langs en op straat door het vuurwerk dat werd afgestoken, heeft hij nagelaten zijn rijgedrag, dat sowieso al bijzonder onverantwoord was, aan te passen aan de gegeven omstandigheden en de situatie ter plaatse.

Op grond van het voorgaande in samenhang bezien, komt het hof tot het oordeel dat de verdachte een grote mate van onverschilligheid heeft getoond ten aanzien van zijn rijgedrag en de veiligheid van anderen. Onverschilligheid die al aanwezig was toen de verdachte in zijn auto stapte, ten aanzien van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs en zijn alcoholgebruik, zoals volgt uit zijn eigen verklaring daarover. Ook uit het strafblad van de verdachte volgt dat hij het niet zo nauw neemt met het verbod op het rijden onder invloed van alcohol, nu hij daarvoor in het verleden meer dan eens door de strafrechter onherroepelijk is veroordeeld. Hoewel hij niet mocht rijden, heeft de verdachte dit toch gedaan.

Ook in het daaropvolgende rijgedrag van de verdachte komt tot uitdrukking dat het hem op meerdere momenten in een kort tijdsbestek volledig koud liet wat de gevolgen van zijn gedragingen voor derden zouden kunnen zijn. Het hof volgt hierin het standpunt van de advocaat-generaal. Na de aanrijding op de andere straat is de verdachte er via de stoep met hoge snelheid vandoor gegaan, zonder zich te bekommeren om de inzittende van het voertuig waartegen hij was gebotst en zonder zich iets aan te trekken van zijn bijrijder, die hem vroeg om rustig te doen. Ondanks dat er op dat moment alle reden was om de auto aan de kant te zetten en uit te stappen, om verdere ongelukken te voorkomen. Echter zonder zijn rijgedrag aan te passen aan de omstandigheden tijdens die nacht en de situatie ter plaatse is de verdachte vervolgens met veel te hoge snelheid doorgereden over de straat van het ongeval met slachtoffer. Daar heeft hij slachtoffer aangereden, maar ook deze aanrijding is voor de verdachte geen reden om te stoppen terwijl de bijrijder schreeuwde dat hij iemand aanreed. Opnieuw is hij er met hoge snelheid vandoor gegaan, heeft hij het slachtoffer een aantal meters meegesleurd, is nadat ze op het wegdek is gevallen over haar be(e)n(en) gereden en heeft hij haar in weerloze toestand achtergelaten, zonder zich om haar te bekommeren.

Alles overziend is naar het oordeel van het hof het rijgedrag van de verdachte naar uiterlijke verschijningsvorm uitsluitend gericht geweest op het koste wat het kost ontkomen aan een aanhouding na de aanrijding die op de andere straat had plaatsgevonden. De verdachte heeft daarbij bewust de gevolgen van zijn rijgedrag op de koop toe genomen. Het rijgedrag van de verdachte na de aanrijding met het slachtoffer alsmede de omstandigheid dat de verdachte zich na nieuwjaarsnacht niet bij de politie heeft gemeld en het dossier aanwijzingen bevat dat de verdachte zich van de auto wilde ontdoen, sterken het hof daarbij in zijn overtuiging.

Op grond van het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, concludeert het hof dan ook dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat er een fatale aanrijding zou plaatsvinden bewust heeft aanvaard en dat hij voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.

De Hoge Raad overweegt dat bij de beoordeling van de klacht vooropgesteld moet worden dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten (vgl. ECLI:NL:HR:2003:AE9049).

In ECLI:NL:HR:2003:AE9049 heeft de Hoge Raad verder overwogen dat wat betreft de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo een kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die naar het oordeel van de rechter ervan is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest. Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld of van voorwaardelijk opzet zal, als de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent wat tijdens de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.

De Hoge Raad overweegt dat het hof in zijn bewijsoverwegingen heeft gemotiveerd op grond waarvan naar zijn oordeel het ten laste gelegde opzet op de dood van het slachtoffer bewezen is. Het hof heeft daarbij in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte kort voor de in de tenlastelegging bedoelde aanrijding een andere aanrijding heeft veroorzaakt, de verdachte – die wist dat hij was gaan rijden terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en hij (te) veel alcohol had gedronken – kennelijk ‘koste wat het kost’ wilde ontkomen aan een aanhouding naar aanleiding van de eerste aanrijding, hij daarbij ‘een grote mate van onverschilligheid heeft getoond ten aanzien van zijn rijgedrag en de veiligheid van anderen’ en hij toen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een fatale aanrijding zou plaatsvinden. De Hoge Raad oordeelt dat die oordelen, mede in het licht van wat het hof heeft vastgesteld over het (rij)gedrag van de verdachte, de bewustheid van de verdachte omtrent de bijzondere situatie ter plaatse gedurende die nieuwjaarsnacht en de omstandigheden waaronder de verdachte met de door hem bestuurde bestelauto tegen de voetganger (het slachtoffer) is aangereden en daarna is doorgereden waarbij hij, ondanks de waarschuwing van een zich in de bestelbus bevindende bijrijder dat de verdachte iemand had aangereden, over de benen van het slachtoffer heen is gereden toen zij van de motorkap van de bestelbus op de rijbaan viel, niet getuigen van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk zijn.

De Hoge Raad overweegt dat anders dan in de toelichting op de klacht wordt betoogd, daaraan niet afdoet dat de verdachte naar eigen zeggen in paniek was. Zoals ook uit zijn verdere overwegingen blijkt, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte met die enkele opmerking onvoldoende inzicht heeft gegeven in wat tijdens zijn gedragingen in hem is omgegaan. Dat het hof tegen die achtergrond betekenis heeft toegekend aan de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.